Module 3C: Van een constructivistische visie op leren naar het ontwerpen van instructie Flashcards

1
Q

Constructivisme

A

Democratisch instructiesysteem waarin lerende geresponsabiliseerd wordt voor eigen leerproces
! Leeromgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Exogeen constructivisme

A

Kennisconstructie leidt tot kennis die een reconstructie is van de fysieke werkelijkheid
De externe wereld beïnvloedt onze ervaringen en opvattingen, deze kennis is correct voor zover ze de externe werkelijkheid weerspiegelt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Endogeen constructivisme

A

Kennis is geconstrueerd op basis van eerder verworven kennis en wordt niet altijd bepaald door directe interactie met de omgeving
Kennis is geen spiegel van de werkelijkheid, maar ontwikkelt zich door cognitieve abstractie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Dialectisch constructivisme

A

Kennis ontstaat door interactie tussen de mens en zijn omgeving
Kennisconstructie is niet volledig bepaald door externe werkelijkheid of interne mentale processen, we construeren oplossingen in interactie met de werkelijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Basisassumpties constructivisme (Snowman en Biehler)

A

Lerende brengt eigen kennis in bij leerproces
Kern van kennis kan niet worden overgedragen naar andere lerende omdat kennis resultaat is van interpretatie van persoonlijke ervaringen
Communiceren en/of samenwerken
Kennis verandert continu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Piaget

A

Lerende construeert zelf kennis, deels door aangeboren mogelijkheden en verder geconstrueerd door eigen ervaringen
Cognitief constructivist want verwijst vaak naar cognitieve structuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Assimilatieproces

A

Kennis over object wordt geïntegreerd in aanwezige cognitieve structuren → aangeboren mechanisme waarbij lerenden reageren op nieuwe gebeurtenissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Accommodatieprocessen

A

Lerende probeert eigen cognitieve structuur aan te passen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Perturbatie

A

Verstoring in de ervaring van de lerende
Hij/zij begrijpt iets niet en dit kan tot regulatiegedrag leiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Regulatie

A

De aanpassing aan het initiële (minder succesvolle) gedrag op basis van concrete ervaringen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Vygotsky

A

Leren wordt niet los gezien van ontwikkeling kind (↔ Piaget)
Sociale en culturele context bij ontwikkeling lerende
Benadrukt het gebruik van tools en het belang van spel
Zone van naaste ontwikkeling en scaffolding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Mediation

A

Lerenden ervaren op een bewuste en expliciete manier hun wereld en brengen die wereld binnen in het instructieproces

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Jerome Bruner

A

Cognitivist door onderzoek ontwikkeling cognitie kinderen
Constructivist want benadrukt dat instructietheorie hand in hand gaat met cognitieve ontwikkelingstheorie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Drie te doorlopen representaties van kennis bij opbouw van kennis

A
  1. Enactive representations: motorische ervaringen die aan basis liggen van kennis
  2. Iconic representations: afbeeldingen, tekeningen, … om kennis voor te stellen
  3. Symbolic representations: kennis wordt met formeel ‘symboolsysteem’ voorgesteld
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Discovery learning

A

Zelfstandige kennisverwerking door de lerende in een zorgvuldig opgezette probleemsetting
De lerende kan voldoende terugvallen op zijn geschikte voorkennis en passende leerervaringen opdoen
Zelfontdekking staat centraal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Spiral curriculum

A

Dezelfde kenniselementen laten terugkomen, maar telkens op hoger niveau

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Experiential Learning Theory

A

Ervaringen zijn schakel voor leren (Lewin)
Leren wordt best benaderd vanuit leerproces
Leren bouwt verder op transacties tussen lerende en omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Kolb

A

Leren is een proces waarbij kennis wordt gecreëerd door het transformeren van persoonlijke ervaringen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Vier leerstijlen Experiential Learning Theory

A

Accomodator
Diverger
Assimilator
Converger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Accomodator

A

Vertrekken vanuit experimenten
Voorkeur aan hands-on ervaringen
Dingen doen vanuit buikgevoel, zonder handleiding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Diverger

A

Vertrekken vanuit concrete ervaringen
Reflecteren op concrete ervaringen
Zaken vanuit verschillende standpunten bekijken

22
Q

Assimilator

A

Vertrekken vanuit reflectie
Informatie verwerken en samenballen tot kernachtige begrippen

23
Q

Converger

A

Vertrekken vanuit abstracte informatie
Praktisch gebruik maken van theoretische inzichten

24
Q

jarvis’ model of learning

A

Vooral bij volwassenonderwijs toegepast
Nadruk op rijkdom van leerervaringen die we vanaf geboorte opdoen
Vindt niet dat ervaringen ‘getransformeerd’ worden tot kennis
Levenslang leren

25
Q

Community of practice

A

Het integreren van betekenis, praktijk/toepassen, gemeenschap en identiteit

26
Q

Situated learning and cognition

A

Leren is een sociaal proces
Lerende verwerft geen abstracte kennis, maar wel vaardigheden om die kennis toe te passen
Betwist dat leren gevolg is van formeel onderwijs: leren is namelijk een continu en levenslang proces

27
Q

Stolen knowledge

A

Iedereen leert door gewoon mee te functioneren in de realiteit, en zonder dat dit een zeer bewuste actie vereist

28
Q

Competency Based Education (CBE)

A

Leeromgevingen die competenties centraal stellen
Ruggengraat van beroepsgerichte opleidingen

29
Q

Competentie

A

Persoonlijke capaciteit die zichtbaar wordt omdat men succesvol kan functioneren in een concrete context
Dynamisch en verandert doorheen de tijd

30
Q

Drie achillespezen van CBE

A
  1. In welke mate beschikken lerenden over voldoende voorkennis om actief te kunnen werken aan de meer complexe competenties waarvoor die kennis een voorwaarde is?
  2. Is de leeromgeving adequaat uitgewerkt om erin competentiegericht te kunnen functioneren?
  3. Het opvolgen van competentie-ontwikkeling
31
Q

Duaal leren

A

Sterke link tussen leren en werken
Oplossing voor beroepsgerichte opleiding waar grote dropout wordt vastgesteld
Komt pas aan bod nadat nodige voorkennis is ontwikkeld

32
Q

Cognitive apprenticeship

A

Vertrekt vanuit situated cognition (Lave en Wegner)
Benadrukken het leren van een ‘craft’

33
Q

Twee condities bij cognitive apprenticeship

A
  1. Instructieverantwoordelijke werkt nauw samen met lerende om kennis te construeren
  2. De leersituaties zijn gecontextualiseerd
34
Q

Probleemgestuurd onderwijs (PGO)

A

Basis voor aanpak: discovery learning (Bruner)
Werken met gevalstudies (authentieke problemen)

35
Q

Uitwerken van instructie volgens PGO-principes (5 stappen)

A
  1. Taakanalyse
  2. Genereren van problemen
  3. Opeenvolging van samenwerkend leren en zelfstudie
  4. De rol van de facilitator
  5. Assesment
36
Q

De zevensprong: procedure voor het bespreken van problemen

A
  1. Verhelder onduidelijke termen en begrippen
  2. Definieer het probleem
  3. Analyseer het probleem
  4. Cluster samenhangende ideeën
  5. Formuleer leerdoelen
  6. Zelfstudie
  7. Rapporteer en integreer nieuwe informatie
37
Q

Concreet-Iconisch-Symbolisch (CIS)

A

Belang van multipele representaties
Concreet-Enactive fase: concrete kennisrepresentaties
Iconic fase: manipuleerbaar materiaal in tweedimensioneel vlak
Abstract-Symbolic fase: terugvallen op symbolen of representaties

38
Q

Cooperative learning

A

Uit Amerikaanse onderzoekstraditie en dus verankerd in behavioristische, cognitivistische en sociale-interdependence theorieën
Samenwerken helpt het bereiken van gemeenschappelijke doelen

39
Q

Collaborative learning

A

Uit Britse onderzoekstraditie en dus meer nadruk op taalbasis en sociale basis voor leerprocessen
Gemeenschappelijke doelen niet noodzakelijk voorop
Samenwerken in veel vrijere context met open opdrachten

40
Q

Computer Supported Collaborative Learning (CSCL)

A

Samenwerkingsomgevingen die via het internet opgezet en ondersteund kunnen worden

41
Q

Inhoudsgerichte scripts

A

Helpen de lerende vooral om concrete taken en onderliggende kennisbasis helder te krijgen

42
Q

Communicatiegerichte scripts

A

Bevorderen concrete samenwerking in de groep en geven ondersteuning bij verschillende manieren van samenwerken in een groepscontext

43
Q

Peer learning

A

Vorm van samenwerkend leren waarbij de nadruk ligt op het vormen van groepjes van twee lerenden
Tutors halen het grootste voordeel uit situatie

44
Q

Vijfstappenmodel tutoring

A
  1. Tutor stelt vragen of schuift probleem naar voren
  2. Tutee gaat hierop in
  3. Tutor geeft feedback op reactie
  4. Tutor en tutee werken samen om kwaliteit van reactie te verbeteren (hinting, prompting, splicing, pumping, summarizing)
  5. Tutor toetst mate waarin vooropgezette doel is bereikt
45
Q

Hinting

A

Tutor geeft voldoende informatie zodat tutee in juiste richting kan werken

46
Q

Prompting

A

Tutor start zin die aangevuld wordt door tutee

47
Q

Splicing

A

Tutor en tutee onderbreken de ander om elkaars zinnen aan te vullen

48
Q

Plumping

A

Tutor stelt hele reeks vragen aan tutee om meer informatie te verkrijgen

49
Q

Summarazing

A

Stappen in oplossingsproces doorlopen

50
Q

Gamification

A

Spelelementen die zijn ingebouwd in de leeromgeving