Module 3B: Van een cognitivistische visie op leren naar het ontwerpen van instructie Flashcards

1
Q

Vier richtlijnen voor ontwerpen van instructie volgens constructivisme

A
  1. Waarneembare karakteristieken
  2. Cultuurgebonden
  3. Doelgericht
  4. Divergent en convergent denken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Divergent denken

A

Op inventieve manier declaratieve kennis opbouwen en/of op creatieve manier procedurele kennis verwerven om problemen op te lossen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Convergent denken

A

Verwerven van logische, correcte onderliggende declaratieve en procedurele kennis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

‘Evidence-based’ strategieën

A

Instructieaanpakken waarvan via onderzoek is bewezen dat ze een positief effect hebben op leerprestaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Cognitive Strategy Instruction (CSI)
Mitchell

A

Nadruk op het aanleren van cognitieve strategieën ipv metacognitieve strategieën
→ Even hard bezig zijn met hoe je leert als met wat je leert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Strategieën volgens Fisher en Ford

A

Een intern proces waarbij lerenden hun manier van oppikken van informatie, verwerkingsprocessen, herkenningsprocessen, en denkprocessen richting geven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Story mapping

A

Gestructureerde aanpak voor kinderen met ASS in vorm van organiserende structuur die de kern van een verhaal weergeeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Non-linguïstische representaties

A

Elke vorm van representatie die geen beroep doet op visueel afgedrukte tekst
→ Visueel, auditief, psychomotorisch, …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Dual coding theorie

A

Het aanbieden van extra alternatieve representaties zorgt ervoor dat er optimaal gebruik wordt gemaakt van de twee parallelle verwerkingskanalen in cognitieve systemen:
Weak conceptual links: veel opeenvolgende representaties
Strong conceptual links: tegelijkertijd verschillende representaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Finger gnosis

A

Verwijst naar zone in de hersenen die verantwoordelijk is voor het ‘zien van de eigen vingers’, zelfs wanneer we de vingers niet actief gebruiken
(bv. bij optellen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Metaplanmethode

A

Techniek die mikt op het visualiseren van de input van elke individuele deelnemer
Het proces start met de ideeën die elke deelnemer neerschrijft op kaarten, vervolgens wordt de gezamenlijke kennisbasis georganiseerd en geëlaboreerd → levendige, actieve manier van samenwerken → dwingt elke deelnemer om voorkennis te expliciteren en activeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Tools of expression

A

De input van lerenden wordt geordend als lijst, tabel, boomstructuur, … Die voorstelling van de kennis kan dan ‘bevraagd’ worden door vragen te stellen bij die basisstructuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Mnemonics

A

Mnemotechnische hulp, geheugensteuntjes of ezelbruggeetjes om nieuwe kennis te verwerken en te verankeren in het geheugen
→ Nieuwe kennis koppelen aan reeds aanwezige kennis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Loci-methode

A

Zaken onthouden door ze visueel op een bepaalde plaats in een gekende ruimte te leggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Pin-methode

A

Nummer geven aan element dat je wil onthouden en dat nummer koppelen aan dat element, voorwerp, naam, tabel, …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Fonetiek

A

Woorden splitsen in lettergrepen en elke eerste letter uit lettergreep een nummer geven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Acroniemen

A

Eerste letter van elk woord dat je moet onthouden, in makkelijke volgorde plaatsen, dat woord is dan de sleutel om alle woorden terug te vinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Acrostic

A

Eerste letter van elk woord gebruiken om andere woorden in een betekenisvolle zin te plaatsen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Information Requesting Mechanism (IRM)

A

Kinderen worden geactiveerd tot vragen stellen, wat leidt tot grotere kansen om een bepaald probleem op te lossen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Ausubel

A

Twee centrale instructiestrategieën: het gebruik van Advance Organizer en het voortbouwen op kennis
Ziet menselijke cognitie als systeem voor informatieverwerking en -opslag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Expository teaching

A

Een zeer gestructureerde vorm van instructie waarbij Ausubel benadrukt dat het belang van nieuwe kennis altijd verankerd moet worden in reeds beschikbare kennis in het langetermijngeheugen (= voorkennis)

22
Q

Advance organizers

A

Helpen bij voorstructureren van leermateriaal
Geven extra achtergrond om kennis te verwerken

23
Q

Vier soorten advance organizers

A

Expository organizers
Comparative organizers
Narrative advance organizers
Graphics advance organizers

24
Q

Subsumptie

A

Nieuwe kennis koppelen aan aanwezige, meer abstracte kenniselementen (subsumers)
Verklaart waarom vooral positief effect bij complexe declaratieve en/of procedurele kennis

25
Q

Derivative subsumption

A

Aanwezige kennisstructuur verandert door de nieuwe verworven kennis

26
Q

Correlative subsumption

A

Kennis wordt toegevoegd aan aanwezige kennis

27
Q

Meaningful learning

A

Lerenden kunnen pas echt leren wanneer de nieuwe materialen/inhouden nauwgezet aansluiten bij al aanwezige cognitieve structuren

28
Q

Instructieadviezen (3 fases)

A
  1. Bied advance organizers aan in drie deelstappen
    - Verduidelijk lesdoelen
    - Biedt advance organizers aan
    - Stimuleer de lerende om zich bewust te worden van mogelijke relevante kennis
  2. Maak gebruik van volgende werkvormen: colleges, discussies, experimenten, geschreven tekst
  3. Veranker de nieuwe kennis in bestaande cognitieve structuren door: integratie kennis te bevorderen, actief leren, kritische houding, inhoud verduidelijken
29
Q

Gagné

A

Gaat uit van ‘op condities van leren’ gerichte aanpak
Benadrukt onderscheid tussen leereffecten: operationele leerdoelen nodig
Een aantal instructieprincipes zijn cognitivistisch

30
Q

Bandura

A

Observationeel leren
Aandacht voor sociale context

31
Q

Expectations

A

Lerenden ontwikkelen verwachtingen door hun eerdere ervaringen, deze verwachtingen hebben betrekking op de gevolgen die samenhangen met een bepaald gedrag

32
Q

Vicarious experiences

A

Het ervaren/meemaken wat de gevolgen zijn van een gedrag bij anderen

33
Q

Vicarious punishment

A

Lerenden krijgen een vicarious ervaring wanneer ze een negatieve bekrachtiging zien volgen op gedrag bij andere lerenden

34
Q

Self-efficacy

A

De inschatting van een lerende over zichzelf en over de vraag of hij een taak, opdracht, … succesvol kan aanpakken

35
Q

Vier soorten processen

A
  1. Aandachtsrichtende processen
  2. Retentieprocessen
  3. Productieprocessen
  4. Motivationele processen
36
Q

Concept maps
Novak

A

Techniek om kennis grafisch en hiërarchisch voor te stellen
Past binnen cognitivistische visie op leren en instructie

37
Q

Drie types van leren

A
  1. Representional learning: symbolen, tekens, label
  2. Concept learning: construeren van betekenis voor begrippen
  3. Propositional learning: relaties tussen begrippen
38
Q

Twee verklaringen voor de werking van concept maps

A
  1. Het model ‘analyse van grafische componenten’: grafische representatie helpt om kennis te structureren
  2. De theorie van de ‘cognitieve verwerking van grafische informatie’: aanbieden van grafische representatie vermindert de extraneous cognitive load
39
Q

Cognitive Theory of Multimedia Learning (CTML)

A
40
Q

Drie centrale assumpties CTML

A
  1. Dual channel-assumptie: twee verwerkingskanalen voor visuele en auditieve informatie
  2. Limited capacity-assumptie: werkgeheugen is beperkt qua hoeveelheid informatie die kan worden vastgehouden en verwerkt
  3. Active processing-assumptie: lerenden construeren zelf actief hun kennis
41
Q

Het multimediaprincipe

A

Basis voor alle principes
Stelt dat lerenden beter kennis verwerken wanneer tekst verrijkt wordt met beelden dan wanneer alleen tekst beschikbaar is

42
Q

Het spatial contiguity-principe

A

Stelt dat lerenden beter nieuwe kennis verwerken wanneer de tekst zo dicht mogelijk bij het relevante beeld staat afgedrukt

43
Q

Het temporal contiguity-principe

A

Lerenden werken kennis sneller en effectiever wanneer tekst en grafische elementen simultaan en niet na elkaar worden aangeboden

44
Q

Het modaliteitsprincipe

A

Benadrukt dat de informatie die wordt toegevoegd aan multimediale representatie minder cognitieve load veroorzaakt wanneer die via audio wordt aangeboden dan via tekst

45
Q

Het coherentieprincipe

A

Leermaterialen zijn effectiever wanneer alle extraatjes worden weggelaten

46
Q

Het redundantieprincipe

A

Het is niet nodig om dezelfde informatie twee keer te presenteren

47
Q

Het signalling-principe

A

De effectiviteit van het benadrukken van bepaalde elementen in een complexe uitleg

48
Q

Het pre-training-principe

A

Kenniselementen opsporen die voorwaardelijk zijn voor het aanpakken van nieuwe complexe kennis

49
Q

Het embodiment-principe

A

Online uitleg wordt beter verwerkt wanneer de persoon normale bewegingen maakt
(bv. lesgever schrijft en handgebaren tijdens uitleg in online video)

50
Q

Drie kritieken op het cognitivisme

A
  1. Te grote nadruk op het cognitieve leren
  2. Het spontane natuurlijke leren wordt miskend: eerste ervaringsbasis is noodzakelijk
  3. Individuele ontwikkeling wordt benadrukt waardoor bijdrage van sociale interactie tussen lerenden onderling wordt onderbelicht