Module 1: Terrein van pedagogische wetenschappen Flashcards

1
Q

Formele educatie

A

Doelgericht en doelbewust
Leidt tot getuigschrift met civiel effect
(bv. het krijgen van een diploma)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Informele educatie

A

Vaak niet intentioneel, heeft geen doelgericht traject
(bv. luisteren naar het nieuws)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Non-formele educatie

A

Mogelijk om certificaat van te krijgen, maar heeft niet hetzelfde civiel effect van formele educatie
(bv. jeugdbeweging)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Ernst Christian Trapp

A

Eerste benoemde pedagoog, hoogleraar pedagogie
Grondlegger ‘Academische discipline’ (1779): aandacht voor opvoedings- en onderwijsgebeuren van incidenteel naar continu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Plato

A

Rol van opvoeding in de polis was om samenleving in drie standen te verdelen en zo te houden
Opvoeding en onderwijs onderschikken aan politieke doeleinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Locke

A

Baby is een tabula rasa: door onderwijs en opvoeding wordt het ‘lege blad’ beschreven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Rousseau

A

Beschrijft utopie van een natuurlijke en individuele opvoeding: natuurlijke ontwikkeling van kind gang laten gaan en dat proces vrijwaren van schadelijke invloeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Academische discipline

A

Trapp als grondlegger
Veranderde aandacht voor opvoedings- en onderwijsgebeuren van incidenteel naar continu
Bijdrage leveren aan opvoedend en onderwijzend handelen van de pedagogische practici

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Drie niveaus pedagogiek

A
  1. Metatheoretisch niveau: wetenschapstheorieën
  2. Objecttheoretisch niveau: pedagogische theorieën
  3. Praktijkniveau: werkelijkheid van opvoeding en onderwijs
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Drie stromingen

A
  1. Hermeneutische pedagogiek: verhelderen (= geesteswetenschappelijke pedagogiek)
  2. Empirisch-analytische pedagogiek: meten
  3. Handelingsgerichte pedagogiek: bruikbaarheid (= kritisch-emancipatorische pedagogiek)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Twee vormen van meervoudigheid

A
  1. Diachrone pluraliteit: opeenvolging van paradigmata, scholen, stromingen, …
    → nieuwe theorie verdringt bestaande of ontstaat als tegenreactie op huidige theorie
  2. Synchrone pluraliteit: het naast elkaar bestaan van deze opeenvolgingen
    → gelijktijdig ontwikkelen van gedachten en ideeën
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Drie oorzaken voor verscheidenheid van pedagogische theorieën

A
  1. Er liggen belangrijke verschillen in de manier waarop men menselijke verandering beschouwt en verwoordt
  2. Er zijn verschillende soorten opvoedingsvragen rond de pedagogische verantwoordelijkheid
  3. Er vertonen zich verschillen rond pragmatische vragen die zich stellen in verschillende pedagogische contexten (onderwijs en gezin)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Pedagogische verantwoordelijkheid

A

Het motief om na te denken over opvoeding; niet enkel het beschrijven van wat er in de opvoeding gebeurt, maar ook opvoeding optimaliseren, het verbeteren, ondersteunen en meer verantwoorden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Drie opvattingen over wat opvoeding is en zou moeten zijn en de wetenschappelijkheid van de pedagogische theorie

A
  1. Waarheid als dienstbaar inzicht van de empirisch-analytische pedagogiek
  2. Bruikbaarheid als dienstbaar inzicht van de handelsgerichte pedagogiek
  3. Zinvolheid als dienstbaar inzicht van de hermeneutische pedagogiek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Descriptieve opvoedingswetenschap moet: (2)

A
  1. Zo zuiver mogelijk beschrijven wat opvoeding nu echt is en niet verklaren wat opvoeding zou moeten zijn
  2. Niet zeggen wat mensen moeten doen, maar hoogstens verklaren wat de omstandigheden zijn waarin mensen op bepaalde manier handelen en wat de gevolgen daarvan zijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Brezinka

A

Zet zich af tegen zowel de normatieve pedagogische theorievorming als tegen beschrijvende opvoedingswetenschap → vindt dat opvoedingswetenschap op zoek moet gaan naar wetmatigheden van de pedagogische werkelijkheid (verbanden en deze verklaren)

17
Q

Exploratief onderzoek

A

Men hanteert theoretische kaders om het beeld scherp te stellen, om (minder) relevante (f)actoren te onderscheiden (! niet theorievrij)
→ Praktijk wordt geoptimaliseerd en er wordt een wetenschappelijke theorievorming gedaan

18
Q

Proces-begeleidend onderzoek

A

Praktische acties worden besproken en gestuurd door een gemeenschap van opvoeders en onderzoekers. De uitvoering van acties wordt in beeld gebracht en gestuurd. De effecten worden geïnventariseerd en vergeleken met vooropgestelde doelen

19
Q

Drie rollen van theorievorming

A
  1. Technische rol: bijdragen tot optimaliseren van praktijk
  2. Culturele rol: bewustmaken van de praktijk
  3. Discursieve rol: theorie gaat in gesprek met praktijk om deze te helpen bij het verwoorden van wat haar zelf bezig houdt
20
Q

Theorievorming

A

Het zoeken naar begrippen om dat zelfverstaan te verwoorden, om zo onbewuste voorstellingen op een bewust niveau te brengen, en fragmentaire praktische kennis te systematiseren en te vertalen naar een meer coherente theorie

21
Q

Hermeneutische pedagogiek

A

Culturele rol
Er wordt uitgegaan van een fundamenteel verschil tussen de menselijke en niet-menselijke realiteit

22
Q

Reformpedagogiek

A

Bekritiseren het massale en methodische starre volksonderwijs
Proberen verdrukking van kinderen met hun individuele aanleg en specifieke activiteitsdrang te voorkomen

23
Q

Vijf uitgangspunten reformpedagogiek

A
  1. Kindgerichtheid waarbij kind centraal staat in het onderwijs en de opvoeding
  2. Opvoeders hebben groot vertrouwen in natuurlijke ontwikkeling van kind
  3. Lichamelijke ontwikkeling en kunstzinnige vorming
  4. Kinderen beschouwen als van nature actief
  5. Rekening houden met individuele aard en belangstelling van het kind: de gemeenschap heeft een grote rol in opvoeding en onderwijs van kind
24
Q

Drie onderzoeksmethoden

A
  1. Hermeneutiek
  2. Dialectiek
  3. Fenomenologie
25
Q

Hermeneutiek

A

Het systematisch interpreteren van menselijke handelen

26
Q

Dialectiek

A

These - antithese - synthese
Grondigen
Tegengestelde standpunten → debat

27
Q

Fenomenologie

A

Individuele beleving van iemand die opvoeding ondergaat en geeft