MLV - Leefstijlverandering Flashcards

To do: - 50% halen ✔ - 75% halen - 100% halen

1
Q

Drie vormen van preventie

A
  1. Primair: voorkomen dat de ziekte ontstaat
  2. secundair: ziekte vroeg opsporen en gemakkelijker te behandelen
  3. tertiair: behandeling van de reeds bestaande ziekte en comorbiditeit voorkomen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Screening

A

Vorm van secundaire preventie. Het is een programma met een zekere mate van overheidsverantwoordelijkheid, organisatie en toezicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waar richt screening zich op

A

Asymptomatische mensen, met als doel om de kans op ontstaan van ziekte en/of overlijden te verlagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Klinische setting

Screening

A

Weegt de voor- en nadelen af, ervan uitgaande dat de ziekte aanwezig is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Setting van screening

A

Weegt de voor- en nadeln af, ervan uitgaande dat de ziekte niet aanwezig is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Criteria of een aandoening geschikt is voor screening

A
  1. Belangrijk gezondheidsprobleem
  2. Gezondheidsprobleem is behandelbaar
  3. Ziekteverloop is bekend
  4. Herkenbaar latent of vroeg symptomatisch ziektestadium of voorloper van ziekte
  5. Beleid wie als patiënt behandeld moet worden
  6. Test of het onderzoek passend is
  7. Test is aanvaardbaar voor de bevolking
  8. Screenen is kosteneffectief
  9. Faciliteiten voor diagnose en behandeling zijn beschikbaar
  10. Screenen wordt vaker gedaan en niet eenmalig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wanneer is er een vergunning nodig bij een screening

A
  • Bij gebruik van ioniserende straling
  • Screening op kanker
  • Screening op ernstige onbehandelbare ziekten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Sensitiviteit

A

Percentage terecht positieve uitslagen onder de zieke personen. Hoe hoger hoe groter de kans dat iemand die de ziekte heeft, een positieve testuitslag krijgt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Specificiteit

A

Het percentage terecht negatieve uitslagen onder de niet-zieke mensen. Hoe hoger hoe groter de kans dat iemand die de ziekte niet heeft, een negatieve testuitslag krijgt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Nadelen van screening

A
  • Fout-positieve uitslagen
  • Fout-negatieve uitslagen
  • Overdiagnose (er is uiteindelijk een andere reden voor sterven dan de diagnose)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Factoren die van invloed zijn op gedrag

A
  • Homeostatisch systeem
  • Sociale omgeving
  • Hersenen en gedrag
  • Psychologische mechanismen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Homeostatisch systeem

Factor van invloed op gedrag

A

Men kijkt of men het wel echt nodig heeft voor energie. Dit gaat via het hormonale systeem.

Eten voor survival

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hedonisch systeem

Gedrag

A

impulsief systeem heeft overmacht, waardoor men kiest voor de leuke/makkelijke optie

Eten voor pleasure

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hedonisch systeem

Gedrag

A

impulsief systeem heeft overmacht, waardoor men kiest voor de leuke/makkelijke optie

Eten voor pleasure

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Leptin-melanocortin pathway

A

Leptine is een hormoon voor verzadiging, aangemaakt door vetcellen. Als men veel vetcellen heeft, heeft men dus veel leptine. Dit gaat via de pro-opiomelanocortine pathway en wordt in stukjes geknipt, waardoor men verzadigd raakt.

Oersysteem/hormonaalsysteem om in balans te blijven qua energie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Determinanten die van invloed zijn op het verschil in gezondheid

Sociale omgeving

A
  • Groep mensen waar men mee omgaat: sociale cohesie, sociale waarden en normen, sociale verschillen
  • Omgeving
  • Financiën
  • Cultuur
  • Gezondheidszorg
17
Q

Sociale mechanismen en preventie

Sociale omgeving

A
  • De groep: leefstijl voorkeuren ontstaan binnen een groep
  • Omgeving: gezonde keuze makkelijk maken

Goed kijken naar doelgroep en de omgeving waarin die groep zich bevindt

18
Q

Invloed van voeding op hersenen en gedrag

A
  • Fysieke omgeving
  • Microbioom
  • Gut-brains axis
  • Preventie via voeding
19
Q

Prikkels in de omgeving hebben invloed op het eetgedrag

A

Zo kan het eetgedrag uitlokken en gewoontes activeren. Dit verschilt heel erg tussen mensen

20
Q

Impulsief systeem

A

Kiest vaak de makkelijke, gezellige, lekkere optie (limbisch systeem).
Dit is snel, automatisch, impliciet, moeiteloos, associatied en impulsief

21
Q

Reflectief systeem

A

Systeem waarbij er echt goed wordt nagedacht (neocortex). Dit is opeenvolgend, langzaam, expliciet, moeizaam, logisch en doordacht

22
Q

Hoe heeft het microbioom invloed op het brein

Complete samenstelling van de darmflora

A

Dit gaat via gut-brain axis. Bi-directionele communicatie tussen de micorbiotica en de hersenen verloopt via zenuwen (nervus vagus), hormonen (cortisol) en cytokinen via immuuncellen.
Goed microbioom is belangrijk vanwege de invloed op het eetgedrag via onze hersenen.

23
Q

Wat is nodig om bepaald gedrag te veranderen

A

Motivatie

24
Q

Fases van verandering van gedrag

A
  • Precontemplatie: niet bewust van het probleem –> als arts de patiënt in twijfel trekken over het probleem of de patiënt laten rusten
  • Bewustwording: De patiënt kent de voor- en nadelen van zijn probleem en is ambivalent over verandering –> als arts redenen om te veranderen van gedrag bespreken
  • Voorbereiding: patiënt heeft de keuze gemaakt om het gedrag te veranderen en bereid zich hierop voor –> afspraken over hoe het best het gedrag verandert kan worden
  • Actie: de patiënt voert zijn plan uit –> adviseren van patiënt bij mogelijke struikelblokken
  • Volhouden van nieuw gedrag: patiënt probeert de actie vol te houden –> adviseren van patiënt bij mogelijke struikelblokken
  • Terugvallen: patiënt pakt zijn oude gedrag op en kan weeer van voor af aan beginnen