Milton-model versus Meta-model Flashcards
1
Q
Meta-modelvragen
zintuiglijk, details, uit trance, verschillen
A
- Hoe is het precies een probleem voor jou?
- Hoe bedoel je dat precies?
- Hoe weet je dat?
- Wie zegt dat?
- Wie/ wat/ waar/ wanneer precies?
- Altijd?/ nooit?/ alle?/ iedereen?
- Geef eens een voorbeeld
- Wat valt er nog meer onder?
- Hoe lang doe je dit al?
- Wat houdt je tegen?
- Wat zou er gebeuren als je het wel zou doen?
- Hoe bevestig jij dat voor jezelf?
2
Q
Milton-modelvragen
in trance, het grote verband, intuïtief
A
- Wat levert dat op?
- Wat is daar belangrijk aan?
- Waar leidt dat toe?
- Om wat te bereiken?
- Wat is het hogere doel?
- Met welke bedoeling?
- En wat gebeurt er dan als je dat doet?
- En wat kun je dan gaan voelen?
3
Q
Lateraal vragen
A
- Geef eens andere voorbeelden van …..X
- Kun je nog meer voorbeelden geven?
- Heb je dat …. gevoel nog ergens anders ervaren?
- Waar heb je dat nog meer ervaren?