Interventies Flashcards

1
Q

Allergietechniek

A
    • Probleem waar je doorheen gaat werken (fysieke verschijnselen)
    • Kaderen naar gedrag = reactie: je hebt het niet, je doet het
    • Hoe lang doe je dit al?
    • Positieve intentie uitvragen d.m.v. laatste keer dat je allergie deed
    • Kun je je voorstellen dat je toen …… (posit. intentie) nodig had? (Heb je nu andere manieren? –> IMS)
    • Waar of met wat doe je dit gedrag niet? = hulpbron (immuunsysteem discrimineert)
    • Hoe is het dan nu een probleem voor jou? Uitvragen motivatie. Wat kun je/ doe je nu niet?
  1. Ogen dicht: associëren + Allergie ankeren op re-hand
  2. Ogen open en disscociëren/ break the state
  3. Ogen dicht: associëren + Ankeren hulpbron op li-hand
  4. Ogen open + break the state
  5. Inductie t/m complexe verdiepers
  6. Stel je voor: een Plexiglas raam……… Achter raam is allergie
  7. Hulpbron afvuren:
    • In een moment plgl dichterbij komen op snelheid en tempo dat jij beseft: imm syst. vergissing gemaakt. Het weet hoe het kan reageren op …..HB, dus kan het exact en precies hetzelfde reageren op …….(allergie) en alles wat daaraan gerelateerd is.
    • Herh: Dus
    • Herh + vervagen
    • Herh + meer en meer vervagen
    • De allergie komt nu dichterbij: Je imm. syst. HAD
    • Zonder doorhad: Allergie is nu in de kamer , HAD
    • De allergie is nu voor je: HAD
    • Je kunt ….allergie nu aanraken/ voelen/ proeven, wetende dat HAD
    • Precies, het is hetzelfde… en misschien ervaar je nu dezelfde …….(HB-gevoel), wetende dat jouw imm.syst. HAD
    • Je imm. syst. HAD een vergissing gemaakt en zal nu precies en exact nu reageren op …. (allergie). Exact en precies hoe je reageert op ……(HB)
  8. Hoe voel je je nu? (stoeltest + nog steeds HB) –> check verschillende plekken in lijf
    • Associëer met allergie (…. gaat door je neus/ lang slijmvliezen, langs huid, je houdt die kat vast etc.). En hoe voel je je nu? Wat voel je precies?
  9. HB-anker los + deductie –> ogen sluiten –> allergieanker afvuren. Hoe voel je je nu?/ wat gebeurt er nu? (moet NU goed voelen)
  10. Ogen open en live testen indien mogelijk. VERBAZING?/ APART?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Regressie 2.0

A
  1. Probleem doorheen werken?
  2. Hoe is dit een probleem?
  3. 3 voorbeeldsituaties
  4. Hoe lang doe je dit al?
  5. Framen regressie (naar 1e moment, doorgaans 0-7 jr)
  6. Tuintje
  7. Waar/fantasie, visualiseren, vrijuit praten, schuld loslaten, verleden loslaten, oorzaak loslaten
  8. Elman inductie
  9. In een moment tel ik van 1-3 en dan ga jij direct naar het moment waarop dit probleem waarvoor je hier in de stoel zit is ontstaan: 1-2-3 knip zoefffff
    (li/do, bi/bui, alleen/anderen (wie?), waar, hoe oud, wat
    gebeurt er? –> GEVOEL)
  10. Wat zou je willen doen/ zeggen?
    Doe maar.
  11. Heeft hij/ zij je gehoord? –> HARDER (catharsis)
  12. In een moment tel ik van 1-3, dan zweef je in…. dan ben je…… (vraag naam)
  13. Zeg…. je hoorde zojuist…. , die zegt dat……
    - Hoe is dat voor jou?
    - Ligt het aan hem/ haar?
    - Heeft ze/ hij een beetje gelijk?
    - Hou je van hem/ haar, is hij/zij o.k.?
    Zeg maar tegen……., dat…………….
    Is er nog iets wat je tegen ……. zou willen zeggen?
  14. In een moment tel ik van 1-3 en dan zweef je weer in jezelf en ben je……
    - Hoorde je wat …. zojuist zei? –> laten herhalen
    - Begrijp je hem/ haar?
    - Vergeef je hem/ haar?
    Zeg het maar!
  15. Is er nog iemand tegen wie je iets zou willen zeggen?
  16. Kijk naar jezelf, de …..-jarige …… en vergeef hem/ haar voor het feit dat (gevoel al die jaren meegegeven, wist niet beter, kon er niets aan doen, beste keus)
  17. Als je nu zo naar de …-jarige …. kijkt, wat gelooft zij/ hij dan nu over zichzelf?
  18. Knuffel en samensmelten
  19. Opogroeien (dominostenen. Alle situaties die daarmee samenhingen zijn veranderd/ getransform..)
  20. Blitz: Dankbaarheid, verbinding en vreugde
  21. Stoeltest
  22. Future pace
  23. Magische spiegel
  24. Progressie
  25. Deductie
  26. Nagesprek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Pijnprotocol

  • Dissociatie
  • Symbolen
  • Revivicatie (verdovende herinnering ophalen)
  • Vooronderstellingen
A
  1. Wat is het probleem waar jij doorheen gaat werken?
  2. Naar de dokter geweest/ medische verklaring?
  3. Rapport
  4. Schaal van pijn (welke score? En nu? Ook wel eens meer/ minder? Hoe zou het zijn als ….terug naar …?
    WOORD PIJN NIET MEER NOEMEN
  5. Herkaderren permanente (chronisch = 3-6 mnd)
  6. Spreek over sensatie ipv pijn
  7. Herkaderen idee van sensatie –> signaal van lichaam. Idee welk signaal de sensatie jou wil geven?
  8. Techniek
    • Klassieke dissociatie (cl buiten lichaam brengen)
    • Cognitieve dissociatie (afsplitsing mind - lichaam)
    • Mindful bodyscan
    • Symbool (vorm/ eigensch. laten veranderen)
    • Fractieneren (20% naar……. etc.)
    • Afleiding (aandacht nr ander lich.deel)
    • Visualisatie van de sensatie
    • Symbolenreis
    • Verhalen en metaforen (succesverhaal cliënt)
    • Sjamanistisch ritueel
    • Klassieke vooronderstellingen (vooronderstellen dat
      de pijn weggaat)
    • De ijshand
    • De verdovende handschoen
    • Gebruik VAKOG (soms geluid/ geur: katje)
  9. Testen (echt? / serieus? / jij?/ Hoe weet je dat dan?)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

EV-techniek

A
  1. Kort voorgesprek: Wat is het probleem, doorheenwerken? 3 voorbeeldsituaties
  2. Wat (welke emotie) wil je ervoor in de plek hebben?
  3. Framing: Zo direct A vervangen door B in diepe hypnose. Vragen om alle gevoelens en emoties omhoog te halen, die horen bij gedrag …. VOel je niets van, want breinactiviteit, en die verplaats je naar je re-arm, die daardoor helemaal omhoog gaat. Die gewoonte gefaseerd loslaten, totdat helemaal weg. Daarna nieuwe programma installeren door linkerarm omhoog te doen.–> geïnstalleerd in ieder vezel/ cel/ spier/ zenuw, alsof in je DNA geschreven.
  4. Elmaninductie incl. schaaldiepte
  5. Steeds dieper en dieper terwijl luistert naar mijn stem
  6. Instructie 1e keer omhoog. 2x herhalen –> 1-2-3 omhoog –> vuist maken –> naar benden duwen
    In een moment: 3-0, bij 0 “laat los”, dan 50% los, arm slap terug op bovenbeen. Schoolbord + donkere wolk
  7. Instructie 2e keer omhoog, maar arm komt nu nog maar tot halverwege. 1-2-3- omhoog –> vuist maken –> omhoog duwen
    3 - 0 bij 0 “laat los”–> opnieuw 50% los –> 75 %. Vgl. schoolbord + kaars
  8. Instructie 3e keer omhoog: … van de gewoonte die we niet eens meer bij naam noemen –> niet meer belangrijk –> arm beweegt misschien nog maar een klein stukje. 1-2-3- Omhoog –> scan je hele lichaam–> stop alles in die re-arm –> vuist maken –> omhoog duwen
    3-0 –> “laat los”–> laat je alles los + vgl. ijsblokje
  9. Instructie 4e keer omhoog: 1-3- omhoog, tevergeefs checken, maar er is niets meer. Misschien beweegt er nog een vinger , want er is niets meer. 1-2-3- omhoog. + vgl. zandkorrel + vgl. woord in vloedlijn
  10. 1-3 –> andere arm in één keer helemaal omhoog, maar dan met het nieuwe programma………. 1-2-3- omhoog, met het programma ……. 2x) Jouw lijf weet precies…. + submappen….
  11. Straks 3-0 “los”, arm valt slap, + installeer jij dit nieuwe programma. Op moment van inst. –> verschil –> glimlach op gezicht –> oude lege gat opgevuld met …
    3-2-1-0 Installeer en laat los –> glimlach
  12. Gewenste emotie in rots beitelen
  13. Teruglopen over strand. Lucht = helderblauw
  14. Stoeltest + future pace
  15. Magische spiegel
  16. Progressie
  17. Deductie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Swishh: visuele techniek!
Geen uitgebreid voorgesprek, Tempo erin houden!
Frame: ONB denkt in beelden

A

A. Welk probleem doorheen werken?
B. Waar voel je dat in je lichaam?
C. Heb je daar een moment/ situatie van?
D. Heb je daar een beeld bij? (evt. focus op rood–> blauw)

  1. IK
    - Associëren probleem
    - Waar focus je op = voorgrond (arm)
    - Wat is al het andere wat daar nog meer is? = achtergrond (arm)
    - Zo direct 1-2-3- “swish –> achtergrond naar voren + voorgrond naar achteren. –> armen kruisen + zakken
    - Hoe is het nu? Wat gebeurt er als je denkt aan ……
    Even terug:
    - Associëren
    - Focus = voorgrond
    - Al het andere = achtergrond (plaats, provincie, land, werelddeel, wereld/ planeet, zonnestelsel, universum)
    - 1-3: “swishh” achtergr voren etc. –> armen kruisen
    - Hoe is het nu?
  2. ANDER
    - Zo direct 1-3: swishh en stap in die ander/ het voorwerp en kijk naar jezelf = voorgrond (1-2-3-..)
    - Wat zie je daar nog meer? = achtergrond (tot aan universum)
    - 1-3 –> swishh, achtergr nr voren etc. –> armen kruisen
    - Zweef terug in jezelf
    - Hoe is het nu als je aan …. denkt?
  3. META
    - Zo direct 1-3: swishh–> zweef uit jezelf en dan bekijk je de situatie van bovenaf. 1-2-3- …..
    - Je bent erboven. Waar focus je op? = voorgrond (boven)
    - Wat zie je daar nog meer? = achtergrond (beneden)
    - Zo direct 1-3- “swishh” –> achtergr naar boven en voorgrond naar beneden (armen verticaal kruisen)
    - Zweef terug in jezelf
    - Hoe is het nu als je aan …denkt?
  4. IN SPACE
    - Zo direct 1-3: “swishh”Zweef omhoog naar de positie die alle andere posities van daarstraks verbindt = voorgrond (boven). Al het andere = achtergrond (beneden). 1-2-3-“swishh”–> voorgr achtergrond en achtergr voorgr. etc.
    - Zweef terug in jezelf
    - Hoe is het nu?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

ADAK
Richt je steeds op het NU.
Staat, volgzaamheid en Gaze.

A
  1. Wat is het probleem doorheen?
  2. Hoe weet je dat? (GEVOEL!)
  3. Hoe is dat een probleem voor jou?
  4. Wanneer deed je dat voor het laatst?
  5. Wat deed je precies in die situatie? (met wie)
  6. Waar was je
  7. Waar voel je dat in de lijf?

Inventariseer zo nog 2 andere situaties

  1. Rondjes ADAK-en
    * Dissociëren:
    • Hé, wat is dat daar?
    • Stap ui the tbeeld
    • Gekke vraag stellen
    • Wat is al het andere, wat je ook nog zou kunnen ….. (VAKOG)
  • Hulpbron:
    • Soms ontstaat de HB hieruit –> lachen!
    • Wat zou je willen voelen?/ Hoe zou je je willen voelen?
    • Hoe is het voor je om ….(HB) te ervaren?
  • Koppelen:
    Als je met dit gevoel (HB) denkt aan die situatie, wat gebeurt er dan nu?
    Als helemaal weg: Echt?/ serieus?/ Jij? / Zeker?
  1. Testen/ future pace
  2. Magische spiegel
  3. Progressie

Bonus:
- Dissociëren dmv plaatsbepalingen en ontkenningen

Als mensen in de war zijn:
- O.k., lekker in de war: maar hoe voelt je lijf nu?….. –> suggestie erin:
A. ….. Precies, en dat is geluk
B. Nieuwe wegen aangelegd in het brein
C. Precies, daar is iets in de synapsen veranderd
D. Geitenpaadje –> snelweg
E. Brein is energiezuinig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

DTI

Als jouw cliënt vaardigheden van een ander wil hebben

A
  1. Inventariseer de persoon met wie de cliënt zich wil identificeren en inventariseer de vragen.
    - Identiteit: Wie ben ik?
    - Overtuigingen/ waarden: Wat geloof je?
    - Vaardigheden: Wat kan je?
    - Gedrag: Hoe/ wat doe je?
    - Omgeving: Wie heb je naast je staan?/ Waar doe je het?/ Wie is jouw meta?
  2. Inductie: Elman tot aan fysieke en mentale ontspanning, schaaldiepte –> ,40 (evt. roltrap)
  3. Creëer een gang, en aan het einde van die gang is……. (X)
  4. Loop erheen en voel de energie van …(X). Voel je zijn/ haar energie?
  5. Nog een paar stappen en je staat nu vlak voor…(X). Vraag nu toestemming of ..(X) het goed vindt dat je in hem/ haar stapt. (hardop/ stil –> knikje)
  6. Zo meteen tel ik van 1-3, knip in mijn vingers, en dan stap jij in…(X). 1-2-3- knip en stap in…(X).
  7. Welkom (X). Mogen we jou/ u een paar vragen stellen?
  8. Start interview. (je mag zelf nog aanvullende vragen stellen)
  9. Wil je in deze energie blijven, of wil je eruit stappen? Als eruit:
    - Zo direct tel ik 1-3, knip in vingers, en dan neem je alle vaardigheden, kennis en inzichten mee en stap je weer in jezelf. 1-2-3- knip, en eruit, en je bent weer jezelf.
  10. Deductie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly