Milieu interieur en homeostase Flashcards
Functies van bloed
- transport (voedingsstoffen, afvalstoffen, gassen, signaalstoffen)
- thermoregulatie
- afweersysteem (bloedstolling en immuniteit)
Milieu interieur
extracellulaire vloeistof; waarin cellen en organen zich bevinden (10-15L bij volwassenen)
homeostase
het constant en optimaal houden van de samenstelling van het milieu interieur
- ionensamenstelling, thermoregulatie en zuurtegraad
milieu exterieur
vloeistoffen in zweetklieren, darmstelsel en urine
positieve feedback
treedt op wanneer het product een stimulerende werking heeft op zijn eigen regelkring
- snelle opening van Na kanalen bij kleine depolarisatie
negatieve feedback
komt vaak voor als waarden constant moeten blijven, zoals in milieu interieur of actiepotentiaal.
thermoregulatie
verstoring van temperatuur in directe omgeving > sensoren in de hypothalamus nemen temperatuur waar en vergelijken het met setpoint > als er een verschil is wordt een signaal gegeven aan effectoren die het kunnen bijstellen
Hypothermie
warmteafgifte > warmteproductie; lichaamstemperatuur < 35 graden
hyperthermie
warmteafgifte < warmteproductie; verhoging kerntemperatuur
regulatie warmteafgifte (mechanismen)
- straling (radiatie): voorwerpen of afstand
- geleiding (conductie); contact met stilstaand medium
- stroming (convectie): door contact met bewegend medium (lucht)
- verdamping (evaporatie): door onttrekking van warmte via vocht (zweten)
regulatie warmteafgifte
door autonoom zenuwstelsel; kan worden bewerkstelligd door verhoogde of verlaagde huiddoorbloeding en zweetproductie
sympathische regulatie
- Activatie van cholinerge sympatische (postganglionaire) huidvezels door acetylcholine leidt tot zweten (evt. vasodilatie, wel door autonoom)
- Activatie adrenerge sympathische vezels (noradrenaline leidt tot vasoconstrictie)
uitzondering
Zweetklieren worden aangezet door acetylcholine, normaal bij sympathisch is dat noradrenaline
area preotica
meet kerntemperatuur; temp gevoelige neuronen
- vuren als het warmer wordt harder dan als het koud wordt
- te koud: warmteproductie omhoog; rillen en bruin vetweefsel en vasoconstrictie
- te warm: warmteafgifte omhoog en vasodilatatie
perifere sensoren