Middeleeuwen I en II Flashcards

1
Q

Pennenproef

A

Monniken die konden schrijven scherpten hun ganzenveer aan en oefenden daarna of de pen scherp was. Ze schreven enkele willekeurige woorden op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q
  • ‘Hebban olla vogala…
A

Het begin van de Nederlandse literatuurgeschiedenis. Een romantische pennenproef door een monnik: Hebben alle vogels nesten begonnen behalve ik en jij, wat beginnen we nu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Ridderromans / Ridderverhalen

A

Karelromans en Arthurromans

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Karolingische (Karel)romans

A

Karelromans hebben als hoofdpersonage keizer Karel (gebaseerd op Karel de Grote (742-814)). Karelromans zijn veelal nog bloedige vechtverhalen en daarmee een onderdeel van de voorhoofse literatuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Arthurromans

A

Arthurromans kennen de mythologische koning Artur (Excalibur, Ridders van de Ronde Tafel, de Heilige Graal) als hoofdpersoon. Arturromans vertellen over verfijndere ridders die zich gedragen volgens de regels van de hoofse cultuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoofsheid

A

Hoofsheid in een systeem van gedragsregels (‘beleefdheidsregels’, vanaf de 12e eeuw, geïnspireerd door de Arabische cultuur) waar de adel die leefde aan het hof werd geacht zich aan te houden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Voorhoofs

A

In de tijd vóór de hoofse regels. Mensen gingen niet hoffelijk met elkaar om. Er waren geen maatschappelijke beleefdheidregels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Leenstelsel / feodaliteit

A

Een leenheer (een keizer of koning) bezat een rijk, een stuk land. De leenmannen dienden hem met hun trouw en vechtlust: de leenmannen. In geval van oorlog dienden zij hun koning/keizer. In ruil voor hun diensten ontvingen zij land van leenheer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Orale/mondelinge traditie

A

Literatuur werd in de Middeleeuwen aanvankelijk vooral mondeling overgeleverd, dus doorverteld van mond-tot-mond; het zat alleen ‘in de hoofden van mensen’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Minstreel

A

voordrachtskunstenaar, een middeleeuwer die er zijn beroep van maakte om verhalen te vertellen, trok rond van stad naar stad om zo geld te verdienen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Sprookspreker

A

voordrachtskunstenaar, een andere naam voor minstreel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Fabel

A

een verzonnen verhaal. Fabels gaan over dieren. Typische genre waarin dieren de hoofdrol spelen maar die dieren zijn vanbuiten dier, vanbinnen mens. Representeren mensen of groeperingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

dierdicht / dierepos

A

dieren staan centraal en belichamen mensen, vaak maar met één eigenschap. In rijm/dichtvorm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Parodie en satire

A

commentaar op de menselijke maatschappij – hoe dom, slecht, bekrompen. Er wordt kritiek gegeven. Op een grappige manier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Moderne devotie

A

religieuze stroming of beweging waarbij men ernaar streeft om zijn leven te leiden in navolging van Christus, een leven vol naastenliefde, zelfverloochening en meditatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Rederijkers

A

Schrijversgroepen. Ze schrijven als ambacht. Hun teksten dragen zij ook publiekelijk voor, ook als reclame voor hun stad. Elke stad heeft er rederijkamer. Ze duelleren in schrijfwedstrijden.

17
Q

Mariken / Emmeken

A

16-jarig meisje dat opstandig, maar verdrietig met Moenen meegaat (hoofdpersonage in mirakelspel). Ze heet Emmy (Emmeken) omdat ze haar naam en haar geloof van God achter moet laten. Ze mag de M houden in haar naam.

18
Q

Moenen

A

de duivel in Mariken van Nieumeghen. Heeft als afwijking zijn rechteroog niet.

19
Q

Mirakelspel

A

een toneelstuk waarin een mirakel (een wonder) een grote rol speelt.

20
Q

Marialegende

A

Een Marialegende is een middeleeuws verhaal waarin uiteindelijk een heilig wonder centraal staat: een wonder dat verricht is door de heilige Maria, de moeder van Jezus Christus

21
Q

Boekdrukkunst

A

teksten op papier met inkt bedrukken door middel van loden letters. Boeken konden sneller en in grotere aantallen geproduceerd worden.

22
Q

Johannes Gutenberg

A

uitvinder van de boekdrukkunst

23
Q

Diets/Middelnederlands

A

synoniemen van elkaar. In de middeleeuwen was geen eenheidstaal, maar waren dialecten. Al die dialecten samen noem je het Middelnederlands of Diets.

24
Q

Handschriften

A

het perkament waar met de hand op geschreven is. Handgeschreven tekst.

25
Q

theocentrisme

A

sober leven, alles aan God, dan kom je in de hemel. God centraal stellen.

26
Q

Standenmaatschappij

A

de maatschappij zoals die is ingedeeld in de middeleeuwen. Je behoorde tot een bepaalde stand (boeren en burgers, adel, koning/keizer, geestelijken).

27
Q

Klaagzang

A

gedicht waarin overledenen worden betreurt. Een bekend dichtgenre in de middeleeuwen

28
Q

Gruuthuse-handschrift

A

een handschrift dat niet één verhaal bevat. Een handschrift was een statusbeeld, een rijk aanzien, het was héél duur.

29
Q

Antwerps Liedboek

A

hetzelfde principe als het Gruuthuse-handschrift. Een boek met heel veel gedichten verzameld.

30
Q

wiegendruk

A

in de 16e eeuw was de boekdrukkunst en de wiegendruk zit tussen boekdrukken en schrijven. Is niets anders dan een houten raamwerk met pinnen erin. Net als een stempelbord met loden letters. Deed je nog wel met de hand. Ging sneller