MAW H9 Flashcards

1
Q

Veiligheidsutopie

A

De onbereikbare wens voor optimale individuele vrijheid en tegelijkertijd het willen garanderen van de collectieve veiligheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Objectieve veiligheid

A

Het feitelijke aantal misdrijven en ongevallen dat op een bepaalde plek plaatsvindt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Subjectieve veiligheid

A

Hoe mensen de aard van criminaliteit, ongevallen en rampen beleven. Het gevoel van (on)veiligheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Typen bedreigingen in de risicomaatschappij

A
  • Bedreigingen van natuurlijke aard (epidemie of natuurramp)
  • Bedreigingen van technologische aard (brand, luchtvervuiling of het uitvallen van systemen)
  • Bedreiging van sociale aard (criminaliteit, oorlog of terreur)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Risicomaatschappij

A

Maatschappij waarin het niet duidelijk is wie er verantwoordelijk is voor de risico’s en de aanpak van bedreigingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Criminaliteit

A

Gedrag dat door de overheid wettelijk strafbaar is gesteld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Gelegenheidstheorie

A

Het niveau van criminaliteit wordt bepaald door de aanwezigheid van potentiele daders, de aanwezigheid van geschikte doelwitten en de afwezigheid van voldoende sociale bewaking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Rationele keuzetheorie

A

Als de baten (opbrengsten) hoger zijn dan de kosten (risico’s) is de kans groot dat iemand voor criminaliteit kiest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Bindingstheorie

A

Maatschappelijke bindingen of sterke integratie van mensen in een groep werkt remmend op criminele impulsen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Anomietheorie

A

De kans op crimineel gedrag wordt groter als mensen geen gelegenheid hebben om op legitieme wijze maatschappelijke doelen te bereiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Etiketteringstheorie

A

Als een individu tot een groep behoord die door stereotypering niet vertrouwd wordt door anderen is de kans groter dat dat individu ook crimineel gedrag zal vertonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Verklaringen voor criminaliteit in een maatschappij

A
  • Minder sociale cohesie
  • Meer groepsvorming en integratie in ‘criminele (jeugd)groepen”
  • Meer losse gezagsverhoudingen
  • Meer ongelijkheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Gevolgen van criminaliteit: schade en slachtoffers

A
  • Materiële gevolgen (schade en het verlies van bezittingen)
  • Immateriële gevolgen (trauma, reputatieschade, emoties)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Gevolgen van criminaliteit voor de samenleving

A
  • Stereotypering
  • De samenleving ontwrichten
  • Criminelen kunnen rolmodellen worden voor jongeren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Gevolgen van criminaliteit voor verdachten en daders

A
  • emotionele schade
  • Reputatieschade bij valse beschuldiging
  • Somberheid door vrijheidsbeperking
  • Schade aan relaties (door langdurige isolatie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Doelen van straffen

A
  • Vergelding (genoegdoening voor het slachtoffer)
  • Afschrikking (hogere straf kan de kans op crimineel gedrag verkleinen
  • Speciale preventie (De straf moet ervoor zorgen dat er geen nieuwe misdrijven door dezelfde dader worden gepleegd)
  • Resocialisatie (heropvoeden)
  • Beschermen van de samenleving (Iemand in de gevangenis kan moeilijk de wet overtreden)
17
Q

Klassieke school

A

Gaat uit van het mensbeeld dat de mens een rationeel wezen is. Iemand die een misdaad pleegt doet dat heel bewust. De daad staat centraal (daadrecht). Belangrijke hoofddoelen van straffen zijn afschrikking en vergelding

18
Q

Moderne school

A

Gaat uit van het mensbeeld dat de mens helemaal niet zo’n vrije wil heeft. De dader staat centraal (daderrecht). Belangrijke doelen van straffen zijn: speciale preventie, resocialisatie en bescherming van de samenleving

19
Q

Tweesporenbeleid

A

Beleid dat criminaliteit bestrijdt door middel van preventie (voorkomen) en repressie (bestraffen/onderdrukken)

20
Q
A