MAW H6 Flashcards

1
Q

Volkssoevereiniteit

A

Het principe waarbij de inwoners samen de politieke koers van een land bepalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Pragmatische politieke partijen

A

Willen oplossingen die door experts als het beste worden gezien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Populistische politieke partijen

A

claimen dat alleen zij het volk vertegenwoordigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Functies van politieke partijen

A
  • Rekrutering en selectie
  • Mobilisatie
  • Articulatie
  • Aggregatie
  • Communicatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

rekrutering en selectie

A

Het rekruteren en selecteren van kandidaten die op de kieslijst komen te staan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Mobilisatie

A

het interesseren van burgers voor de deelname aan politieke besluitvormingsprocessen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Articulatie

A

het verwoorden en uitspreken van standpunten die een politieke partij belangrijk vindt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Aggregatie

A

Het tegen elkaar afwegen en bij elkaar brengen van wensen, eisen en belangen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Communicatie

A

Politieke partijen kunnen bemiddelen en ze kunnen het gesprek tussen kiezers en gekozenen stimuleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Zwevende kiezers

A

Kiezers die tot vlak voor de verkiezingen niet weten op welke partij ze gaan stemmen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Veranderingen politieke partijen

A
  • Zwevende kiezers
  • Het aantal mensen dat lid is van een politieke partij neemt af
  • Toenemende concurrentie van media en pressiegroepen
  • Partijen zijn zich als organisaties meer gaan richten op het binnenhalen van politieke functies (zoals burgemeesterschap)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Systeemmodel

A

Een besluitvormingsproces is net als een machine. De nadruk ligt op eisen, steun kansen en bedreigingen door omgevingsfactoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Invoer

A

De steun, eisen en wensen die het besluitvormingsproces ingaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Poortwachters

A

Bepalen of een probleem ‘naar binnen mag’. Bv. de media die wel of geen aandacht geeft aan een onderwerp, maar ook politieke partijen en pressiegroepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Omzetting

A

De invoer omzetten naar een besluit. Bestaat uit drie subfasen:
- Politieke agendavorming
- Beleidsvoorbereiding
- Beleidsbepaling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Politieke agendavorming

A

In deze fase wordt bepaald of een maatschappelijk probleem ook door de politiek wordt aangepakt of niet.

17
Q

Beleidsvoorbereiding

A

Als het probleem op de agenda is geweest dan worden er ter voorbereiding adviezen gegeven en alternatieven opgesteld

18
Q

Beleisbepaling

A

In deze fase wordt een beslissing genomen over welk beleid uitgevoerd moet worden

19
Q

Uitvoer

A

Kan een wet, maatregel of begroting zijn. Maar ook een handeling zoals het afleggen van een staatsbezoek

20
Q

Terugkoppeling

A

Evaluatie op de uitvoer waardoor het beleid steeds verbeterd kan worden

21
Q

Barrièremodel

A

Een besluitvormingsproces is een politieke strijd om de macht. De nadruk ligt op macht in besluitvorming: realisatiemacht en hindermacht

22
Q

Barrière 1: (h)erkennen van problemen

A

Als bv burgers wensen hebben, zullen ze die bekend moeten maken.

Pas als een of enkele partijen het probleem (h)erkennen, is er sprake van een politiek probleem en zal er actie plaatsvinden

23
Q

Barrière 2; afwegen van wensen en verlangens

A

Als iets een politiek probleem is, moet er bepaald worden of het belangrijk genoeg is om erover te debatteren.

24
Q

Barrière 3: besluitvorming

A

Wordt er eenmaal in de politiek over het probleem gesproken dan moet er een besluit worden genomen die een oplossing biedt

25
Q

Barrière 4: uitvoering

A

Als het beleid is bepaald en wetten en regelgeving zijn gemaakt, dan moet het worden uitgevoerd

26
Q

Omgevingsfactoren

A
  • Demografisch (bv vergrijzing)
  • Ecologisch (bv stijging v/d zeespiegel)
  • Cultureel (bv verandering van culturele opvattingen over het huwelijk door het toelaten van het homohuwelijk)
  • Economisch (bv economische groei of crisis)
  • Technologisch (bv de uitvinding van het internet)
  • Sociaal (bv sociale cohesie)
27
Q

Pressiegroepen

A

Groepen die druk uitoefenen op de politiek door ze op hun standpunten en argumenten te wijzen om zo hopelijk de politieke besluitvorming te beïnvloeden

28
Q

Belangengroepen

A

Deze groepen komen op voor de belangen van een specifieke groep mensen

29
Q

Single issuepartij

A

Partij die op een specifiek onderwerp is gericht

30
Q

De cultivatiehypothese

A

Stelt dat het wereldbeeld van de zware mediakijkers meer overeenkomst toont met de ‘mediawerkelijkheid’ en dat van de lichte mediakijkers meer overeenkomst toont met de ‘echte werkelijkheid’

31
Q

De opinieleidershypothese

A

Stelt dat de invloed van media op publiek gaat via opinieleiders of idolen. Het wereldbeeld van mensen wordt deels bepaald door invloedrijke personen die media-inhoud filteren

32
Q

De media framing hypothese

A

Stelt dat de socialiserende invloed van de media vorm krijgt via framing. Framing is de manier waarop een onderwerp wordt gebracht

33
Q

De selectiviteitshypothese

A

Stelt dat de socialisatie van mensen via verschillende media bepaald wordt door de keuzes die mensen zelf maken uit het media-aanbod.

34
Q

Supranationale handelsblokken

A

Handel die zich ‘boven’ de individuele staten afspeelt. Door globalisering is de internationale handel sterk toegenomen en wordt er dus niet alleen meer binnen een land gehandeld.

35
Q

Hyperglobalisten

A

Voorstanders van het proces van globalisering