MAW H4 Flashcards

1
Q

Belastingmonopolie

A

De overheid kan burgers verplichten om belasting te betalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Geweldsmonopolie

A

De overheid is de enige actor die legaal geweld mag gebruiken om de openbare orde te handhaven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Machtsevenwicht

A

De actoren hebben ongeveer evenveel macht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Machtsongelijkheid

A

De actoren hebben niet evenveel macht

(kan leiden tot oorlog en geweld)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Machtsvacuüm

A

Afwezigheid van voldoende machtsuitoefening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Een staat heeft interne soevereine macht omdat die:

A
  • Als het hoogste gezag regeert over een groep mensen
  • Binnen een bepaald grondgebied valt
  • En daarbij het geweldsmonopolie en belastingmonopolie bezit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

interne soevereiniteit

A

Soevereiniteit binnen een staat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

externe soevereiniteit

A

Soevereiniteit van buitenaf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Urbanisatie

A

Verstedelijking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Privileges

A

Voorrechten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Raad van Staten

A

Adviesorgaan van de overheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Staten-Generaal

A

De Eerste en Tweede kamer bij elkaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Constitutionele monarchie

A

Monarchie waarbij de macht van de koning 9deels) beperkt wordt door de grondwet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Poldermodel

A

De overlegcultuur in Nederland tussen de overheid en verschillende actoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Conflictmodel

A

Actoren kiezen voor de strijd om de eigen doelen te realiseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Compromis

A

Overeenkomst waarbij alle partijen iets toegeven/opgeven

17
Q

Harmoniemodel

A

Onderhandelingsmodel waarin partijen met uiteenlopende belangen proberen conflicten op te lossen door overleg en samenwerking

18
Q

Consensus

A

Groepen die verschillende doelen/belangen hebben die een overeenstemming hebben bereikt

19
Q

Participatiebereidheid

A

De bereidheid van mensen om politiek actief te worden

20
Q

Internaliseren

A

het proces waarbij mensen zich door socialisatie bepaalde sociale regels eigen maken

21
Q

Links

A

De overheid speelt een grote rol in de welvaartsverdeling

22
Q

Rechts

A

De overheid moet zich minder bemoeien met de welvaartsverdeling. Grotere individuele economische vrijheid

23
Q

Progressief

A

De wereld verder verbeteren. Gaat vaak samen met links

24
Q

Conservatief

A

Het goede behouden, traditionele normen en waarden zijn belangrijk. Gaat vaak samen met Rechts

25
Q

Materialisme

A

Voorstanders van economische groei en hogere belasting voor de rijken. Gaat samen met Rechts

26
Q

Postmaterialisme

A

Benadrukt duurzaamheid, diversiteit en normen en waarden. Gaat samen met Links

27
Q

Socialisme/ sociaaldemocratie

A

Heeft van oorsprong uitgangspunten als: gelijk(waardig)heid en een sterke, sturende rol van de overheid die nodig is on dit te kunnen realiseren. Meer inspraak voor burgers bv door middel van referenda. Voorstander van vrijheid van burgers om hun eigen cultuur na te leven, maar dan moet emancipatie niet in de weg staan. Gaat samen met Links

28
Q

Liberalisme

A

Heeft van oorsprong uitgangspunten als: individuele rechten en individuele vrijheden. Dit gaat natuurlijk gepaard met waarden als eigen verantwoordelijkheid en zelfstandigheid. Links liberalen zijn voor meer invloed voor burgers, rechts liberalen niet. Individuele vrijheid is belangrijk. Mensen mogen zelf weten welke cultuur zij naleven. Gaat samen met Rechts

29
Q

Confessionalisme

A

Heeft van oorsprong uitgangspunten als: christelijke waarden (naastenliefde, saamhorigheid) en samenwerking in maatschappelijke verbanden zoals verenigingen, scholen en kerken. Burgers moeten politici kunnen kiezen maar het invoeren van een referendum is niet nodig. Harmonie is belangrijk dus mogen mensen hun eigen cultuur naleven. Tegelijkertijd mag dit niet ten kosten gaan van de Nederlandse cultuur. Gaat samen met zowel Links als Rechts als de normen en waarden maar overeenkomen

30
Q

Ideaaltype

A

Omschrijving van de kern van een verschijnsel of idee

31
Q

Single-issupartij

A

Politieke partij die zich op een onderwerp richt

32
Q

Formele politieke instituties

A

Wetten en bepalingen die voorschrijven hoe mensen zich moeten gedragen

33
Q

Informele politieke instituties

A

Ongeschreven gedragsregels waar mensen zich uit traditie of gewoonte aan houden

34
Q

Fractiediscipline

A

Van volksvertegenwoordigers die bij dezelfde fractie horen, wordt verwacht dat ze bijna altijd allemaal voor of tegen dezelfde moties of wetten stemmen.

35
Q

Stelsel van evenredige vertegenwoordiging

A

Wanneer een partij tien procent van de stemmen heeft, heeft die partij ook recht op tien procent van de zetels

36
Q

Districtenstelsel

A

Systeem waarbij per district een winnaar van de verkiezingen wordt uitgeroepen. De winnaar van elk district komt dan in bv de tweede kamer