Materialen Flashcards
Stollen
Van vloeistof naar een vaste stof
Condenseren
Van een gas naar een vloeistof
Sublimeren
Van een vaste stof naar een gas
Smelten
Van een vaste stof naar een vloeistof
Verdampen
Van een vloeistof naar een gas
Rijpen
Van een gas naar een vaste stof
Moleculen
Deeltjes die de eigenschappen van een stof tonen in een molecuulmodel
Smeltpunt
Temperatuur waar de bewegingen van moleculen zo groot wordt dat de onderlinge aantrekkende kracht niet in staat is ze in het rooster te houden
Kookpunt
Temperatuur waar de stof van de vloeibare fase naar de gasvormige toestand gaat. De moleculen ontsnappen alle aantrekkingskracht
Dichtheid
De massa van een stof in een kubieke meter. P. P =m / .
Elastische vervorming
Tijdelijke vervorming, veert terug nadat de kracht er niet meer op werkt
Plastische vervorming
Permanente vervorming op een voorwerp. Veert niet terug nadat de kracht erop heeft gewerkt
Wet van Hooke
Des te groter de kracht, des te groter de vervorming. Ze zijn evenredig aan elkaar. Bij een veer is de uitrekking (u) evenredig met de vervormde Kracht F. C = F / u
Relatieve rek
De uitrekking van draden van verschillende lengtes kun je zo met elkaar vergelijken. e = Delta L/ L. Delta L is uitrekking in meter. L. is de oorspronkelijke lengte in meter
Spanning draad
Wanneer je aan een draad trekt ontstaat er spanning. Te berekenen met de formule o = F /A . o is spanning in Newton per meter, F is kracht in newton, a is oppervlakte in vierkante meter
Spanning-rekdiagram
Je berekent verschillende trekkrachten en de rek ervan.
Warmte
Vorm van energie die zich van plek naar plek verplaatst. Q in Joule.
Temperatuur
Een maat van de moleculen, des te hoger de temp, des te meer beweging ze vertonen (gemiddelde snelheid gaat dan omhoog)
Thermometer
Meet de temperatuur. In een vloeistofthermometer zet het uit (afstand tussen moleculen wordt hoger door temp) waardoor hij stijgt
Absolute nulpunt
0 Kelvin, een lagere temperatuur bestaat niet (- 273,15 graden) Bij deze temperatuur bewegen moleculen niet meer.
Soortgelijke warmte
De warmte die nodig is om een kilogram van een stof een kelvin of graad te laten stijgen.
c = Q/ (m x DT) oftewel Q = c x m x DT (in kg, joulde)
Des te groter de dichtheid van een stof des te kleiner de soortgelijke warmte
Geleiding (warmtetransport)
Als water een hoge temperatuur heeft, botsen de hard trillende moleculen tegen elkaar aan. Zij dragen dan energie over (warmte). De moleculen bewegen niet maar trillen en botsen
Stroming (warmtetransport)
Water wordt op een plaats verwarmd waardoor het gaat stromen, de warmte wordt dan ook meegenomen (kan niet bij een vaste stof)
Straling (warmtetransport)
Straling valt op voorwerp en wordt geabsorbeerd en omgezet in warmte. De adsorptie hangt af van de kleur, aard en grootte. Des te donkerder, ruwer en groter, des te meer adsorptie
Warmtestroom P
De hoeveelheid warmte dat wordt getransporteerd per seconde.
P = lapda x A x (DT/d)
Lapda is de warmtegeleidingscoefficient, hoeveel warmte per sec door m^2 gaat. A is de oppervlakte, DT is temperatuur. D is dikte (muur)
Warmte-isolators
Stoffen die slechte warmtegeleiders zijn. Bijv hout, glas en papier. Gassen en vloeistoffen doen dat ook slecht sinds de moleculen verder van elkaar liggen
Warmtegeleiders
Stoffen die warmte goed geleiden, voornamelijk metalen sinds zij geleidingselektronen hebben (vrije elektronen die gemakkelijk kunnen bewegen
Isolatie
Isoleren om warmtegeleiding tegen te gaan
Composieten
Materialen gemaakt vanuit verschillende composieten, nieuwere composieten bestaan voornamelijk kunsstofmengsels
Biomaterialen
Materialen die niet sterk worden afgestoten door lichaamsvloeistoffen, bijvb prothesen
Kristallen
Alle atomen gerangschikt in een rooster, een kristalrooster. Een brokje ervan is een kristal. Ze worden gemaakt onder invloed van druk
Nanomaterialen
Dunne stof, gemaakt vanuit een paar lagen atomen. De producten die hiermee worden geproduceerd hebben bijzondere metaal eigenschappen