Massaal bloedverlies en stolling Flashcards

1
Q

Wat is de definitie van shock?

A

Een klinische toestand van circulatoir falen leidend tot een stoornis in weefselperfusie met afname van aanbod van zuurstof en nutriënten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke oorzaken van distributieve shock zijn er? (3)

A

Sepsis
Anafylaxie
Neurogene shock

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waar ligt het probleem bij distributieve shock?

A

Door grootschalige vasodilatatie is er te weinig circulerend volume om de bloeddruk op peil te houden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke oorzaken van hypovolemische shock kennen we?

A

Bloeding
Vochtverlies
Brandwonden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke symptomen passen bij hypovolemische shock? (5)

A

Tachypneu
Tachycardie
Hypotensie
Angst, onrust
Oligurie (pas later)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe schat je hoeveel bloed iemand is verloren?

A

Kijken naar de grond
Chirurgische gazen wegen
Symptomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het effect van coagulopathie op metabole acidose?

A

Verergering van de bloeding –> minder zuurstof richting weefsel –> meer anaerobe verbranding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het effect van metabole acidose op hypothermie?

A

Vermindering van de knijpkracht van het hart

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het effect van hypothermie op coagulopathie?

A

Verminderde trombocytenfunctie en hyperfibrinolyse en remming van de stollingscascade

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Met welke stappen leidt bloedverlies tot acidose? (7)

A

Bloedverlies
Verminderd bloedvolume
Verminderde cardiac output
Verminderde weefselperfusie
Hypoxie
Anaerobe verbranding
Acidose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het doel van de behandeling van hypovolemische shock?

A

Voorkomen van de triad of death

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waaruit bestaat de behandeling van hypovolemische shock?

A

Stop de bloeding
Herstel van bloedvolume
Stollingscorrectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke behandelmogelijkheden heb je om de bloeding te stoppen in het ziekenhuis en wanneer zet je welke in? (3)

A

Proeflaparotomie: bloed in de buik
Coilen: bloeding van bijvoorbeeld stuk lever of milt
Reboa: tijdelijke oplossing om tijd te winnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke behandelmogelijkheden heb je om het bloedvolume te herstellen? (3)

A

Crystalloïden
Colloïden
Bloedproducten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de twee belangrijkste verschillen tussen crystalloïden en colloïden?

A

Crystalloïden bestaan uit NaCl op Ringer-lactaat, waardoor ze snel diffunderen naar perifere weefsels
Doordat colloïden zetmeel of eiwitten bevatten, kunnen mensen hier allergisch voor zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Bij welke patiënten verwacht je een Hb van < 4 mmol/L?

A

Acuut bloedverlies van meestal 1 locatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Bij welke patiënten verwacht je een Hb van < 5 mmol/L?

A

Acuut bloedverlies van een gezonde patiënt > 60 jaar
Acuut bloedverlies bij patiënt < 60 jaar met polytrauma
Preoperatief met een bloedverlies van > 500 mL bij < 60 jaar
Postoperatief na hartchirurgie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Bij welke patiënten verwacht je een Hb van < 6 mmol/L?

A

Zieke patiënten met meer systeem falen
Sepsis
Ernstige long-, hart- of vaatziekte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoe wordt de primaire homeostase geactiveerd in een gezonde patiënt?

A

Een kapotte vaatwand leidt tot endotheline release –> vasoconstrictie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Welke effecten heeft de primaire hemostase bij een gezond persoon? (3)

A

Aantrekken van trombocyten
Verandering van vorm van bloedplaatjes
Aanmaak van factoren door trombocyten om secundaire hemostase te activeren

21
Q

Wat is het doel van de initiatiefase van de secundaire hemostase?

A

Maken van trombine

22
Q

Wat is het doel van de amplificatiefase van de secundaire hemostase?

A

Trombine activeert factor V en VII

23
Q

Wat zijn de doelen van de propagatiefase van de secundaire hemostase? (2)

A

Trombine zet fibrinogeen om in fibrine
Stabilisatie van bloedplaatjes

24
Q

Welke endotheliale factor is het belangrijkst om de stolling te remmen?

25
Wat doet PAI1?
Zorgen dat plasmine vrijkomt
26
Wat is de normale waarde van de aPTT?
25-39 seconden
27
Wat is een normale waarde van de PT?
± 12 seconden
28
Wat meet de aPTT?
De intrinsieke pathway
29
Wat meet de PT?
De extrinsieke pathway
30
Welke stollingsfactoren meet de aPTT?
I, II, V, VIII, IX, X, XI, XII
31
Welke stollingsfactoren meet de PT?
I, II, V, VII, X
32
Hoe bereken je de INR?
PT patiënt / PT normaal
33
Wat is de ROTEM?
Een manier van het meten en weergeven van stolling die de extrinsieke pathway en fibrinevorming weergeeft in een figuur
34
Welke middelen kun je geven om stolling te ondersteunen? (7)
Omniplasma Trombocytenconcentraat Factor VII/VIII Fibrinogeen Calcium (factor IV) Co-fact: factor II, VII, IX en X Transexaminezuur
35
Wat doet transaminezuur?
Het remt de afbraak van fibrine
36
Waaruit bestaat het massaal transfusie protocol (MTP)? (8)
Damage control IV-toegang Bloedafname Permissive hypotension Transexaminezuur Streefwaarden bereiken Couperen van antistolling Pakketten van MTP
37
Wat wil je bij MTP allemaal uit het bloed halen? (5)
Bloedgas Bloedbeeld Overweeg INR-sneltest 2x type en screening ROTEM inclusief FIBTEM
38
Wat zijn je kernpunten van permissive hypotension? (3)
Systolische bloeddruk moet > 85 mmHg zijn Helder bewustzijn (m.u.v. neurotrauma) Initieel met verwarmde gebalanceerde kristalloïden en z.s.m. bloedproducten
39
Hoeveel transexaminezuur geef je bij welk gewicht?
1000 mg bij < 70 kg 1500 mg bij > 70 kg
40
Welke streefwaarden leef je na volgens het MTP?
Lichaamstemperatuur > 35 graden Calcium > 1.10 mmol/L pH > 7.30
41
Wat geef je als het calcium van de patiënt niet > 1.10 mmol/L is?
2g calciumgluconaat
42
Wat geef je als de pH van de patiënt niet > 7.30 is?
NaBic 8.4% 100 mL intraveneus
43
Wat is de inhoud van MTP pakket 1?
2x ery concentraat 2x Omniplasma 2g fibrinogeen 2g calciumgluconaat
44
Wat is de inhoud van MTP pakket 2?
2x ery concentraat 2x Omniplasma 1x 5-donoren tromboconcentraat
45
Wat doe je wanneer het mogelijk is de waarden te compenseren?
Therapie geven op geleiding van de labuitslagen Gekruiste bloedproducten geven
46
Wanneer dien je MTP toe?
Dreigende verbloeding: syst RR < pols Bedreigde vitale parameters
47
Op geleide waarvan dien je stollingscorrectie toe bij MTP?
ROTEM
48
Wat is belangrijk bij het toedienen van intraveneuze vloeistoffen bij MTP?
Dat de infusen verwarmd zijn