Management Flashcards

1
Q

in welke categorieën is de Gezondheidsstelsel onderverdeeld?

A
  1. zorg naar zorgbehoefte
  2. zorg naar plaats van behandeling
  3. zorg naar behandelingsniveau
  4. zorg naar doelgroep
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is zorg naar behoefte ?

A

-zorg rond de
geboorte

-gezond blijven
	
-beter worden
	
leven met een ziekte of een handicap

-zorg aan het eind van het leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is zorg naar plaats van behandeling?

A
-Intramuraal
	
-Extramuraal
	
-Semimuraal
	
-Transmurale
zorg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is zorg naar behandelingsniveau ?

A

-Nulde lijn= preventie (preventieve zorg).

-Eerste lijn= fysiotherapie

-Tweede lijn= ziekenhuis

-Derde lijn=specialistische zorg die (normale) ziekenhuis te boven gaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is zorg naar doelgroep ?

A
-Totale bevolking
	
-Gericht op een bepaalde leeftijdsgroep
	
-Gericht op een geslacht
	
-Gericht op bevolkingsgroepen met specifieke risico`s
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

uit wat bestaat het zorgmarkt voor fysiotherapeuten?

A
  1. client  heeft behoefte aan zorg diensten
  2. ondernemer (fysio) die deze diensten levert
  3. zorgverzekeraar  die deze diensten inkoopt:
    • Fysiotherapie vrijwel volledig uit de basisverzekering
    • Prikkel tot kwaliteit van de geleverde zorg
    • Concurrentie tussen zorgondernemers.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is een bedrijf ?

A

Wat is een bedrijf?
• Een bedrijf is een organisatie die zich bezig houdt met de handel in goederen en/of diensten aan klanten.
• Klanten kunnen zowel consumenten als andere bedrijven zijn.
• Een bedrijf is een bedrijf als het werk verdeeld wordt, de taken gecoördineerd worden en de structuur van een organisatie een combinatie van deze beide zaken is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat zijn de twee rechtsvormen ?

A
  • Rechtsvorm zonder rechtspersoonlijkheid

* Rechtsvorm met rechtspersoonlijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Rechtsvorm zonder rechtspersoonlijkheid:

Eenmanszaak

A

De meeste ondernemers kiezen voor een eenmanszaak. U richt deze snel en eenvoudig op en heeft in het begin meestal meer belastingvoordeel dan bijvoorbeeld bij een bv. Nadeel van de eenmanszaak is dat u met uw privé-vermogen aansprakelijk bent voor de schulden van uw bedrijf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Rechtsvorm zonder rechtspersoonlijkheid: Vennootschap onder firma (vof)

A

Wilt u samen met andere ondernemers een bedrijf beginnen? Dan kunt u bijvoorbeeld kiezen voor een vennootschap onder firma (vof). Alle vennoten brengen iets in de vof. Bijvoorbeeld geld, goederen of arbeid. Een minimumkapitaal is niet nodig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Rechtsvorm zonder rechtspersoonlijkheid: Commanditaire vennootschap (cv)

A

Wilt u een vof beginnen, maar heeft u te weinig kapitaal? Of zoekt u een betrokken geldschieter? Dan is de Commanditaire vennootschap (cv) misschien iets voor u. De geldschieter wordt uw (stille) vennoot (ook wel commanditaire vennoot genoemd) en heeft zo een directe band met uw bedrijf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Rechtsvorm zonder rechtspersoonlijkheid:

maatschap

A

Wilt u uw beroep samen met anderen als zelfstandig ondernemer uitvoeren? Bijvoorbeeld als tandarts, architect, fysiotherapeut, agrariër of advocaat? Dan kunt u de Maatschap als rechtsvorm kiezen. In een maatschap beoefent u uw beroep samen met uw partners (maten) onder een gemeenschappelijke naam.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q
Rechtsvormen met rechtspersoonlijkheid:
            Besloten vennootschap (bv)
A

Het kapitaal van een Besloten vennootschap (bv) is verdeeld in aandelen, die in bezit zijn van de aandeelhouders (de Ava). De hoogste macht ligt bij deze aandeelhouders. De bestuurders geven de dagelijkse leiding aan het bedrijf. Een bv kan ook een raad van commissarissen hebben, die toezicht houdt op het bestuur. Bij kleine bv’s is de bestuurder vaak ook de enige aandeelhouder en is dan dan directeur én grootaandeelhouder (Dga).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q
Rechtsvormen met rechtspersoonlijkheid:
	Naamloze vennootschap (nv)
A

Een Naamloze vennootschap (nv) is een vennootschap waarvan het kapitaal is verdeeld in aandelen, net zoals bij een besloten vennootschap (bv). De verschillen? Een nv kent naast aandelen op naam, ook aandelen die vrij verhandelbaar zijn op de beurs (aandelen aan toonder), terwijl een bv alleen aandelen op naam kent die alleen via de notaris overdraagbaar zijn. Daarnaast kent een bv eigenlijk geen minimum aandelenkapitaal meer (€ 0,01), maar bedraagt dit minimum aandelenkapitaal bij een nv nog minimaal 45.000 euro.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Rechtsvormen met rechtspersoonlijkheid:

Vereniging

A

Heeft u een wens of doel en wilt u met anderen samenwerken om dit te bereiken? Bijvoorbeeld om uw winkelgebied te verbeteren, samen te sporten of muziek te maken? Dan kunt u kiezen voor de Vereniging als rechtsvorm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Rechtsvormen met rechtspersoonlijkheid:

Cooperatie en onderliggende waarborg maatschappij

A

Wilt u als individuele ondernemer profiteren van de voordelen van een collectief? Bijvoorbeeld van gezamenlijke inkoop of marketing? Misschien is de rechtsvorm Coöperatie en onderlinge waarborgmaatschappij dan iets voor u. Deze vorm kan ook geschikt zijn als uw klanten steeds vaker eisen stellen aan uw dienstverlening. Als individuele ondernemer kunt u bijvoorbeeld in de problemen komen als u ziek wordt. Bij een coöperatie kunnen andere leden dan uw werk overnemen. Een onderlinge waarborgmaatschappij kan alleen worden gebruikt om een verzekeringsbedrijf uit te oefenen.

17
Q

Rechtsvormen met rechtspersoonlijkheid:

stichting

A

Wilt u een bepaald maatschappelijk, sociaal of ideëel doel realiseren, zoals natuurbehoud, hulp aan andere mensen of de verspreiding van cultuur? En heeft u hiervoor een vermogen beschikbaar? Dan kunt u kiezen voor de Stichting als rechtsvorm

18
Q

wat zijn de 3 onderdelen van een externe analyse ?

A
  • De maatschappelijke omgeving
  • De taakomgeving
  • Een middel voor de externe analyse is de pest methode
19
Q

Benoem de PEST methode

A

P: Politiek/juridische invloeden/beslissingen van de minister over de uitgaven in de zorg. Beslissingen op politiek niveau over de zorg bij bijvoorbeeld: Wet Maatschappelijke Ondersteuning, Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten, Wet op de zorgtoeslag, Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, Wet toelating zorginstellingen, mededingingsautoriteit, stukken vanuit de gezondheidsraad.
E: Economische invloeden: • marktwerking • totale economische toestand • zorgstelsel • hoeveelheid vergoede fysiotherapie • in welke verzekering
S: Sociale/(demografisch) invloeden: • multiculturele samenleving • sociale invloed en kijk op de gezondheid • van ziekte en zorg naar gedrag en gezondheid • demografische ontwikkelingen en de invloed op de gezondheidszorg
T: Technologische invloeden: • domotica • fysiotherapie en wetenschap • opkomst social media, internet • technologische ontwikkeling

20
Q

wat is het vijfkrachten model van Porter ?

A

Leveranciers: huisarts, sportvereniging
Alternatieve diensten: acupunctuur
Nieuwe toetreders: andere fysio praktijken die zich kunnen gaan vestigen
Patient/clienten: zit je in een woonwijk of op een industrie terrein.
Concurentie”: rivaliteit op bestaande markt.

21
Q

wat is het doel van de vijfkrachten model van Porter ?

A

analyseren van het concurentie

22
Q

wat is een regioanalyse ?

A
  • Analyse van de bevolking van de regio
  • Leeftijdsverdeling
  • Geslacht
  • Opleidingsniveau
  • Inkomensverdeling
23
Q

wat zeg het wet Maatschappelijke Ondersteuning

A

Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de ondersteuning van mensen die niet op eigen kracht zelfredzaam zijn. Het gaat bijvoorbeeld om: begeleiding en dagbesteding; ondersteuning om de mantelzorger tijdelijk te ontlasten; een plaats in een beschermde woonomgeving voor mensen met een psychische stoornis; opvang in geval van huiselijk geweld.

24
Q

wat zeg het wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten

A

De Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) was een financiële tegemoetkoming voor chronisch zieken, arbeidsongeschikten, gehandicapten en ouderen. Deze tegemoetkoming was bedoeld om extra kosten die moeten worden gemaakt wegens ziekte te dekken. Deze algemene tegemoetkoming is echter inmiddels afgeschaft.

25
Q

wat zeg het wet op de zorgtoeslag ?

A

inkomensafhankelijke bijdrage die je krijgt om je zorgverzekering te betalen

26
Q

wat zeg het algemenen wet bijzondere ziektekosten ?

A

Heeft iemand altijd toezicht nodig of moet er 24 uur per dag zorg dichtbij zijn? Dan heeft die persoon recht op passende zorg met verblijf in een zorginstelling. Dit is geregeld in de Wet langdurige zorg. De wet is per 1 januari 2015 ingevoerd en vervangt de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ

27
Q

wat zeg het wet over toelating zorginstellingen ?

A

Zorginstellingen hebben een toelating nodig wanneer zij zorg willen aanbieden die op grond van de Zorgverzekeringswet of Wet langdurige zorg (WLZ) voor vergoeding in aanmerking komt. De Wet toelating zorginstellingen (WTZI) regelt deze toelatingen, stelt regels over goed bestuur en bepaalt daarnaast in welke gevallen winst uitgekeerd mag worden.

28
Q

wat is een stakeholder?

A

Stakeholders zijn individuen of groepen die een belang, een interesse, een claim of aandeel hebben in de activiteiten van de fysiotherapie praktijk (en dus een invloed op jullie idee)

29
Q

uit wat bestaat een interne analyse ?

A
  • Stakeholders analyse
  • Competenties en middelen
  • Sterktes en zwaktes
  • Procesanalyse
30
Q

wat zijn competenties ?

A

• Competenties zijn een verzameling van:
▫ Kennis
▫ Ervaring
▫ Persoonlijke vaardigheden

31
Q

wat zijn kerncompetenties ?

A

Kerncompetenties zijn die aspecten waar de praktijk in uitblinkt
▫ Het consumenten een voordeel verschaft
▫ Het moeilijk te imiteren is voor concurrenten
▫ Het voor meerdere diensten ingezet kan worden

32
Q

wat zijn de 4 vragen volgens de confrontatie matrix ?

A
  • Hoe kunnen sterke punten ingeschakeld worden om op kansen in te spelen?
  • Hoe kunnen sterke punten ingeschakeld worden om bedreigeingen af te weren?;
  • Hoe kunnen zwakke punten dusdanig versterkt worden om op kansen in te spelen?
  • Hoe kunnen zwakke punten dusdanig versterkt worden om bedreigingen weerstand te bieden?