Literatuur week 1 Flashcards
Nationale belastingen (voorbeelden)
Voorbeelden: inkomstenbelasting, de loonbelasting, de omzetbelasting, de vennootschapsbelasting, de dividendbelasting, de overdrachtsbelasting, de onroerendezaakbelasting, de erfbelasting, de schenkbelasting, de kansspelbelasting en de motorrijtuigenbelasting.
Inkomstenbelasting
- Belast het inkomen
- Wet IB 2001
Loonbelasting
De loonbelasting wordt geheven over het loon van natuurlijke personen
Omzetbelasting en vennootschapsbelasting
OB: Van belang voor ondernemers en ondernemingen en wordt geheven over de bruto verkoopprijs.
VB: Een heffing die de onderneming verschuldigd is, en wel over de winst van de vennootschap.
Dividendbelasting
Een heffing die een aandeelhouder betaalt over de aan hem uit hoofde van die aandelen uitgekeerde winstuitkering (het dividend). De aandeelhouder kan zowel een natuurlijk persoon als een rechtspersoon zijn.
Overdrachtsbelasting
Een heffing die wordt geheven bij de overdracht van een onroerende zaak en de daarop gevestigde rechten
Genietingsmoment
Het moment waarop de belasting wordt geheven
Heffingsgrondslag
Het bedrag waarover belasting wordt geheven
Budgettaire functie
Belastingen worden geheven om budget te creëren voor collectieve uitgaven. Dekking overheidsuitgaven.
Waarborgfunctie
De waarden van de rechtsstaat worden erdoor geborgd. De fiscale wetgeving moet bijvoorbeeld rechtsgelijkheid en rechtszekerheid bieden.
Instrumentele functie
Belastingen worden verder nog ingezet als middel om een bepaald sociaal of economisch doel te bereiken. Ordening samenleving.
bv: elektrische auto’s, voor milieu
–> vanuit de gedachte dat belastingen kunnen worden gebruikt om het gedrag van belastingplichtigen te sturen.
Instrumentaliteit discussie
–> Vervuilt de wetgeving. Te vaak verkeerd gebruikt.
Fiscale legaliteitsbeginsel
Belastingen mogen slechts worden geheven uit kracht van een voorgaande wet. Zonder wettelijke grondslag kan geen belastingheffing plaatsvinden.
Gelijkheidsbeginsel
Gelijke gevallen op een gelijke manier dienen te worden belast.
Profijtbeginsel
De gedachte dat je belasting moet betalen omdat je gebaat bent (of geacht wordt te zijn) bij voorzieningen die de overheid treft.
–> motorrijtuigenbelasting voor de gebruik van het wegennet
Draagkrachtbeginsel
De mate van belastingheffing afhangt van iemands mogelijkheid om belasting te betalen.
De vertaling van het draagkrachtbeginsel in belastingwetten is echter niet zo eenvoudig. Want: wat behoort tot iemands draagkracht en wat niet?
“Het doet er immers niet toe op welke wijze de euro is ontvangen. Aangezien voor iedere persoon geldt dat een koopkrachtvermeerdering zijn objectieve draagkracht verhoogt, zouden vanuit het oogpunt van gelijkheid de genoemde koopkracht- vermeerderingen (of -verminderingen) dus tot het objectieve inkomen moeten worden gerekend.”
Bronnen fiscaal recht
- Wetten
- Rechtspraak
- Beleid
- Literatuur
Berekenen belasting
Grondslag x tarief
Directe belastingen
Directe belastingen zijn belastingen op inkomen, winst en vermogen. Deze belastingen draagt u zelf af aan de Belastingdienst. Een voorbeeld hiervan is de inkomstenbelasting.
Indirecte belasting
Indirecte belastingen worden door een ander aan de Belastingdienst afgedragen. Die belasting is verwerkt in de prijs van de goederen en de diensten. Daarom heet deze belasting ook wel kostprijsverhogende belasting. Accijns is een voorbeeld van een indirecte belasting.
Wat was het kritiek op Piersons Wet Vermogensbelasting 1892?
De heffing van de Wet Vermogensbelasting 1892 kon het vermogen zelf aantasten indien de te betalen belastingen meer bedroeg dan het inkomen. Er kon dus geen sprake zijn van een inkomstenbelasting want een dergelijke heffing laat de inkomensbron zelf intact.
Synthetische inkomstenbelasting
Het inkomen uit diverse inkomensbronnen wordt bij elkaar opgeteld, het totaal wordt vervolgens belast naar een uniform tarief.
–> Wet Inkomstenbelasting 1914
De bronnentheorie
De bronnentheorie gaat uit van de gedachte dat een voordeel alleen als inkomen belast kan worden als het afkomstig is uit een permanente bron. Alleen de inkomsten uit de bron worden belast, de met de bron behaalde opbrengsten blijven buiten de heffing. Vaak wordt daarbij het voorbeeld van een boom gebruikt: de bronnentheorie belast wel de vruchten van deze boom, maar het resultaat dat je kunt behalen met de verkoop van de boom zelf blijft fiscaal buiten schot.
De anticumulatieregeling
Deze regeling hield in dat een belastingplichtige nooit meer dan 80% (vanaf 1994 68%) van zijn inkomen hoefde te betalen aan inkomsten- en vermogensbelasting gezamenlijk.
–> Artikel 14, lid 5, Wet op de vermogensbelasting 1964.