lijst 9+10 Flashcards
1
Q
außer
A
behalve
2
Q
bedingt
A
in beperkte mate
3
Q
erfolgreich
A
succesvol
4
Q
erleichtert
A
opgelucht
5
Q
erwarten
A
verwachten
6
Q
fast
A
bijna
7
Q
die folge
A
de aflevering
8
Q
gebürtig
A
afkomstig uit
9
Q
gelingen
A
lukken
10
Q
die leidenschaft
A
de passie
11
Q
meistern
A
onder de knie krijgen
12
Q
nachahmen
A
namaken
13
Q
der proband
A
de proefpersoon
14
Q
trocken
A
droog
15
Q
der trumpf
A
de troef