lijst 3+4 Flashcards
1
Q
erläutern
A
toelichten
2
Q
existieren
A
bestaan
3
Q
fürsorglich
A
zorgzaam
4
Q
das gedächtnis
A
het geheugen
5
Q
hingegen
A
daarentegen
6
Q
immerhin
A
desondanks
7
Q
die studie
A
het onderzoek
8
Q
treffen
A
ontmoeten
9
Q
die verständigung
A
het begrip
10
Q
zufolge
A
volgens
11
Q
zutreffend
A
correct
12
Q
der bedarf
A
de behoefte
13
Q
die bedingung
A
de voorwaarde
14
Q
beschränken
A
beperken
15
Q
einsparen
A
bezuinigen op