lijst 11+12 Flashcards
1
Q
der moderator
A
de presentator
2
Q
ungewiss
A
onzeker
3
Q
der vorsatz
A
het voornemen
4
Q
wohlfühlen
A
op zijn gemak voelen
5
Q
ablehnen
A
afwijzen
6
Q
benutzen
A
gebruiken
7
Q
empfangen
A
ontvangen
8
Q
der entschluss
A
het besluit
9
Q
entweder… oder
A
of… of
10
Q
fähig
A
in staat
11
Q
geradezu
A
gewoonweg
12
Q
das geschäft
A
de zaak, bedrijf
13
Q
die klarheit
A
de duidelijkheid
14
Q
der kunde
A
de klant
15
Q
leise
A
zacht