Lieshout 7.1-7.35 Depressie Flashcards

1
Q

Wat is een depressie

A

een internaliserende stoornis, waarbij functioneren in affectief, motivationeel en lichamelijk opzicht terneergedrukt en geremd is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoeveel mensen maken een depressieve episode door

A

1 op de 5

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wanneer spreken we van een depressieve stoornis

A

als de schommelingen in stemming of depressieve gevoelens abnormaal lang duren, geen duidelijke aanleiding hebben of ongewoon intens zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Recidiverende

A

terugkerend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waarvan maakt een depressieve stoornis deel uit in de DSM-5

A

de depressieve stemmingsstoornissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

omschrijving in de DSM

A

eenmalig of herhaald sprake van depressieve episoden, waarin een sombere stemming en/of verlies van interesse en plezier in dagelijkse activiteiten centraal staan. geen verschil tussen volwassenen en kinderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

persisterende depressieve stoornis (dysthyme)

A

minder ernstige vorm van depressie. Deze stoornis is wel chronischer en hardnekkiger. Symptomen moeten volgens de dsm minstens 2 jaar bestaan en 1 jaar voor jongeren en adolecenten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

nieuwe vorm disruptieve stemmingsdisregulatiestoornis

A

driftbuien met prikkelbaarheid en/of boosheid tussen driftbuien door het beeld sterk bepalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoelang moeten de symptomen zich voordoen

A

minstens 2 weken gedurende het grootste deel van de dag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

lichte symptomen

A

er is enige lijdensdruk, maar beheersbaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

ernstige symptomen

A

ernstige lijdensdruk, de symptomen zijn niet beheersbaar en staan het sociale en beroepsmatig functioneren sterk in de weg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

matige symptomen

A

het aantal symptomen en de intensiteit ervan zitten tussen licht en zwaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

verschil tussen depressie en rouw

A

rouw eerder gevoelens van leegheid, , verdriet en verlies, bij depressie vooral somberheid en zich niet kunnen voorstellen ooit nog eens blijdschap te kunnen ervaren. Bij rouw blijft eigenwaarde doorgaans intact

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

bij jonge kinderen is een depressie vrij zeldzaam

A

meestal is er sprake van een tijdelijke sombere stemming, waarbij ze de aanleiding vaak bij zichzelf zoeken. In veel gevallen zijn warmte, psychologische steun en het helpen ontwikkelen van oplossingsvaardigheden voldoende.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

depressie in de puberteit en adolescentie

A

dit lijkt op volwassen depressie. depressies kunnen gekleurd worden door oppositioneel, vecht-of antisociaal gedrag. Moeilijk te onderscheiden met ODD.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Depressie en verschil tussen jongens en meisjes

A

door hormonen, maar ook psychosociale factoren en sociaal-culturele verwachtingen.

17
Q

Gemaskerde of verborgen depressie

A

zich anders willen voordoen

18
Q

meisjes trekken zich vaker terug

A

meisjes maken vaker indringende ervaringen mee

19
Q

Hoe vaak komt het voor prevalentie en comorbiditeit

A

Neemt toe met de leeftijd. kindertijd 2 tot 5%, 21 jarige leeftijd 12-15%
bij meisjes 2x zo vaak.

20
Q

Wat gaat vaak samen met depressie

A

zelfdoding en is onder jongeren de meest voorkomende doodsoorzaak

21
Q

DSDS disruptieve stemmingsdisregulatiestroornis

A

door de DSM-5 gekenmerkt door hevige terugkerende driftbuien, die niet passen bij het ontwikkelingsniveau.
ze treden ong. 3x p.w. op. met tussendoor aanhoudende prikkelbaar en boos gedrag.

22
Q

Symptomen DSDS

A

1 jaar in minstens 2 van de 3 settings (thuis, school, leeftijdsgenoten) De eerste keer niet voor het 6e levensjaar en niet na het 18e levensjaar.

23
Q

Behandeling DSDS

A

nog niet veel over bekend, hetzelfde als bij ADHD en ODD

24
Q

Oorzaak depressie kinderen en adolecenten

A

samenspel van biologische, psychische, cognitieve, sociaal emotionele en omgevingsfactoren. Opeenstapeling van belastende gebeurtenissen.

25
Q

Biologische factoren en depressie

A

genetische factoren.gen-omgevingsinteractie waarbij een genetisch bepaalde kwetsbaarheid voor depressie onder invloed van omgevingsfactoren tot uiting komt.
Hormonen en geslacht P

26
Q

kwetsbaarheidsfactor bij depressie (biologische factoren)

A

de mate waarin kinderen positieve en negatieve emoties ervaren, kunnen sturen en reguleren. Dit heeft te maken met temperamentverchillen; aangeboren predipositie op depressief dan wel actief, agressief op pijnlijke of ongunstige situaties te reageren.

27
Q

Psychologische factoren

A

psychische, cognitieve en sociaal-emotionele factoren wordt er eerst gewezen op leerprocessen.
cognitieve triade; een negatieve kijk op zichzelf

28
Q

Stressvolle gebeurtenissen

A

vaak in combinatie met een negatieve copingstijl, eerdere verliezen of een stressvolle gebeurtenis, een belaste familieanamnese voor depressies en al bestaande psychopathologie.

29
Q

Systeemfactoren

A

gezinsfactoren en de opvoedingssituatie

30
Q

Oorzaken van een depressie

A

biologische factoren
psychologische factoren
stressvolle gebeurtenissen
systeemfactoren

31
Q

Bipolaire stoornis

A

depressieve episoden worden afgewisseld met manische en normale stemmingsepisoden.