Lieshout 4.1-4.3.6 Angst Flashcards
internaliserend
Bij internaliserende gedragsproblemen is er een overcontrole over de emoties; ze worden naar binnen gericht en leiden tot innerlijke onrust.
Normale angst
vervult een gezonde en stimulerende functie. heeft een nuttige alarmfunctie.
Angst als probleem
geen reele grond, verlammend werkt en het normale, dagelijkse functioneren verstoort.
Angst als reactie op (dreigend) gevaar kent drie componenten
Psychologisch/cognitief; gevoel of gedachte
Motorisch ; trillen
Fysiologisch ; verhoogde hartslag, transpireren
chronische angst
kan lichamelijke klachten geven.
angst bij specifieke ontwikkelingsfase
eerste 6 maanden bang voor harde geluiden
0,5 tot 2; bang voor vreemden en verlating van ouderfiguur
2 tot 4 ; dieren
4 tot 6 ; angst voor beschadiging van lichamelijke integriteit, kappers, dokters
6 jaar ; gewetensangst conflicht tussen verlangens en normen.
6 tot12; negatieve beoordeling door leeftijdsgenoten, falen bij prestatie, voor reele nare gebeurtenissen
12 tot 18; negatieve beoordeling door het andere geslacht, existentieel gevaar bv oorlog, ziekte, milieuramp
wanneer een angststoornis
als gewone angsten ongewoon lang blijven bestaan, kunnen ze uitgroeien tot een angststoornis.
Welke vraag is belangrijk
niet waar komt de angst vandaan, maar waarom is deze niet overgegaan.
Angstige jongeren ervaren problemen in
Denken, doen en voelen.
Gegeneraliseerde-angststoornis (GAS) of piekerstoornis
buitensporige angst voor en zorg over allerlei gebeurtenissen of activiteiten, gedurende het grootste gedeelte van de tijd, ten minste zes maanden lang. Het systeem van gevaarsignalering is overactief
Andere kenmerkingen bij
GAS
paniekgevoelens, vermijdingsreacties 64%, depressieve klachten 33%, onvermogen om te ontspannen, vermoeidheid, spierspanning, slaapproblemen, concentratieproblemen en prikkelbaarheid.
self- consciousness
sterk van zichzelf bewust
Therapie bij GAS
cognitieve gedragstherapie en richt zich vooral op het piekeren.
separatieangst, scheidingsangst
buitensporig, niet bij de ontwikkelingsfase passende angst om gescheiden te zijn of te worden van hechtingsfiguren.
Kenmerken separatieangst
vaststellen bij minstens 4 weken durende angst. Vaak tussen 4e en 8e jaar begint het.
Behandeling separatieangst
CGT die zich richt op toepassing van exposure, operante en ontspanningstechnieken
schoolweigering/schoolfobie
deze specifieke fobie komt voor bij minder dan 1% van de schoolgaande kinderen. De angst hangt direct samen met de schoolsituatie.
sociale-angststoornis, sociale fobie
aanhoudende angst voor sociale situaties met het risico van een kritische beoordeling door anderen
waneer is het een angststoornis
moet 6 maanden gepaard gaan met lijdensdruk en duidelijke belemmering in het dagelijks functioneren.
Veel overlap met faalangst, dit is alleen taakgebonden.
behandeling angstoornis
CGT met exposure op sociale-vaardigheids-en taakconcentratietraining
specifieke, enkelvoudige fobie
aanhoudende overdreven angst voor een specifiek object of een specifieke situatie, bijvoorbeeld vliegen, hoogte of een injectie krijgen.
Wanneer is het een stoornis enkelvoudige fobie
na 6 maanden lijdensdruk en duidelijke beperkingen in het dagelijks leven.
CGT vooral uit exposure
dwangstoornis/obsessieve-compulsieve stoornis (OCS)
wordt niet gerekend tot angstroornis maar tot de zelfstandige groep van obsessieve-compulsieve en verwante stroornissen.
dwangstoornis
herhaalde, aanhoudende, angstopwekkende gedachten, impulsen of beelden die worden ervaren als opgedrongen.
De betrokkene probeert ze te negeren, neutraliseren met andere gedachten of (dwang)handelingen.