Lieshout 5.1-5.4.6. Faalangst Flashcards
wat is faalangst
een specifieke, taakgebonden vorm van angst.
waar bestaat deze angst uit
cognitieve, fysieke en gedragsmatige reacties op een situatie waarin een prestatie geleverd moet worden en men zich beoordeeld voelt.
Wat is faalangst
een conflict tussen denken, voelen en doen
2 vormen van faalangst
positief en negatief
actief faalangstigen ‘overstrivers’ perfectionisten
raken snel in paniek als er iets tegenzit door een zeer intense, nauwgezette, maar vaak inefficiente voorbereiding
passief faalangstigen ‘failure avoiders’
uitstellers
zo weinig mogelijk met studie bezig te zijn.
Faalangst is niet opgenomen in de DSM
te weinig wetenschappelijk onderzoek
Waar begint faalangst
in het hoofd, net als andere angsten. het zenuwenknooppunt in de hersenen (amygdala) zendt een signaal uit naar de bijnieren die de hormonen adrenaline en noradrenaline aanmaken.
wat gebeurt er bij faalangst
er wordt op de verkeerde momenten adrenaline aangemaakt.
waar is een groot deel van de angst op gebaseerd.
het idee van negatieve reacties van anderen, dus op de subjectieve beleving van het vermoede gevolg van het falen.
sociale angststoornis en faalangst veel overlap
bij faalangst ligt het accent echter meer op prestatiesituaties (toetsen/examens), waarbij beoordeling door anderen en de persoon zelf aan de orde is.
3 soorten faalangst
cognitieve faalangst voor schoolse taken, toetsen
sociale faalangst voor sociale taken, spreekbeurt of presentatie
motorische faalangst motorische/competitieve taken, gym
kenmerken van verschillende soorten faalangst
cognitief > belemmerende gedachten
gedragsmatig > caotisch te werk, of te gedetialleerd, steken er teveel tijd in
lichamelijk > zweten, hoofdpijn, rode kleur. Door de angstbeleving stijgt de adrenaline en hierdoor kan de persoon niet meer goed nadenken.
Wat doen jongeren met faalangst
stellen zichzelf irreele te hoge of te lage eisen. Zo onttrekken ze zich aan de verantwoordelijkheden voor het behaalde resultaat.
oorzaken van faalangst
hoe ontstaat faalangst
kindfactoren
zowel de taak als de jongere zelf is een bron van faalangst.
interne factor bij faalangst
negatief zelfbeeld in combinatie met perfectionisme en verminderde emotionele stabiliteit sterk bepalend bij faalangst
Externe factoren
negatieve schoolervaring
overbescherming en verwaarlozing zijn bronnen voor het aanleren van hulpeloosheid
(aangeleerde hulpeloosheid) de betrokkene neemt een slagtofferhouding aan, omdat hij niet heeft geleerd dat er een verband bestaat tussen zijn acties en de resultaten daarvan.
Externe locus of control
iets toeschrijven aan geluk of eenvoud van de taak
interne locus of control
gebeurtenissen bepaald door het eigen toedoen
Aangeleerde hulpeloosheid kan een belangrijke factor zijn bij faalangst
ze zijn niet gewend om met frustraties om te gaan en zich in te spannen. Dit kan tot een verlies van eigenwaarde leiden.
vaak geven ouders faalangst over op hun kinderen
ouders geven vaak vage, onduidelijke, niet specifieke, onuitvoerbare opdrachten. Zoals; doe je best, wees sterk, schiet op, wees de beste. Het kan omslaan als kinderen leren om meer op hun eigen oordeel te durven vertrouwen, daarvoor moeten ze voldoende erkenning krijgen voor wat ze doen.
Begeleiding en behandeling
een positief beeld opbouwen en meer zelfvertrouwen krijgen. Zichzelf leren kennen, accepteren en hier beter mee leren omgaan.
in het behandelplan op meerdere fronten werken
> Het klimaat in de groep en op school
De wijze waarop leerstof aangeboden wordt
beinvloeding van werkhouding en motivatie
het leerkrachtgedrag bevestigende benadering
rechtstreeks beinvloeden van het psychologisch en sociaal functioneren met behulp van training.