lezen/woordenchat Flashcards

1
Q

wat is tekstverband?

A

woorden, zinnen en alinea’s die met elkaar samenhangen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

woorden, zinnen en alinea’s die met elkaar samenhangen. wat is dit?

A

teskverband.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

waarom is teskverband handig?

A

om de tekst beter te kunnen begrijpen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

hoe moet je een teskverband herkennen?

A

aan signalwoorden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

welke vier tekstverbanden zijn er?

A

chronologisch verband, opsommend verband, tegenstellend verband en toelichtend verband.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat zijn de signaalwoorden van cronologisch verband?

A

vroeger, later, nu, eerst, daarna, vervolgens, nadat, terwijl, dadelijk, intussen, binnenkort
- jaartallen en data

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat zijn de signaalwoorden van opsommend verband?

A

ten eerste, ten tweede, om te beginnen, bovendien, ook (nog), verder, ten slotte, en, niet alleen … (maar) ook
- liggende streepjes, getallen en ‘dots’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat zijn de signaalwoorden van tegenstellend verband?

A

maar, tegenover, daarentegen, toch, echter, hoewel, ofschoon, ondanks dat, aan de ene kant … aan de andere kant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat zijn de signaal woorden van toelichtend verband?

A

bijvoorbeeld, zo, als, zoals, denk aan, neem nou

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat zijn tekstdoelen?

A

Elke schrijver heeft een doel met zijn tekst. Om een tekstdoel te bepalen, moet je vaststellen wat het belangrijkste is wat de schrijver met zijn tekst wil bereiken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Elke schrijver heeft een doel met zijn tekst. Om een tekstdoel te bepalen, moet je vaststellen wat het belangrijkste is wat de schrijver met zijn tekst wil bereiken. wat word hier beschreven?

A

tekstdoelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

geef een doel en voorbeeld van amuseren wat de schrijver wil

A

doel: dat je je vermaakt. voorbeelden:roman, rap, strip, cartoon, kort verhaal, mop, column

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

geef een doel en een voorbeeld bij het tekstdoel: informeren

A

doel: dat je iets te weten komt. voorbeeld: gebruiksaanwijzing, instructie, verslag, studieboek, nieuwsbericht, tweet, artikel, folder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

geef een doel en een voorbeeld bij het teksverband overtuigen.

A

doel: dat je zijn mening overneemt. voorbeeld: ingezonden brief, betoog, column, recensie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

geef een voorbeeld en doel van het tekstverband activeren.

A

doel: dat je iets wel of niet gaat doen. voorbeeld: reclamefolder, advertentie, uitnodiging, affiche, flyer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

welke 4 redenen zijn er om een illustratie te gebruiken?

A

tekstvervraaien, de aandacht van de lezer trekken, tekst verduidelijken en informatie toetevoegen.

17
Q

wat wil de schrijver bereiken met verfraaien?

A

illustratie past bij de tekst.

18
Q

wat gebruikt de schrijver voor plaatje met de aandacht van de lezer trekken?

A

opvallende afbeelding.

19
Q

wat gebruikt de schrijver voor plaatje me tekst verduidelijken

A

bijvoorbeeld schema of tabel

20
Q

wat gebruikt de schrijver voor plaatje met informatie toevoegen?

A

bijvoorbeeld landkaart.

21
Q

waaraan kun je een tegenstelling herkennen?

A

het basiswoord + een voorvoegsel

22
Q

welke voorvoegsels zijn er?

A

a,on,in,il,im, ir betekent niet voobeeld: irrelevant.

23
Q

tegenstelling?

A

een compleet ander woord.

24
Q

wat kan er komen na een tegenstelling?

A

een signaalwoord maar, tegen,omdat etc

25
Q

welke 2 dingen kun je doen als je een bekend woorddeel wilt vinden?

A

1 bij samenstellingen.

2. bij afleidingen.

26
Q

wat moet je doen als je een bekend bij samenvoegingen?

A

woorden die uit 2 of meerdere woorden bestaan. zoals STRIPboek.

27
Q

wat moet je doen als je een bekend bij afleidingen?

A

woorden die en een voorvoegsel en/of een achtervoegsel hebben. [loos,baar] blijkbaar