Tekstverbanden en signaal woorden Flashcards
wat zijn de signaal woorden van conluderend verband
dus, daarom, dat houdt in, kortom, concluderend, al met al, het blijkt dat, dan ook
dus, daarom, dat houdt in, kortom, concluderend, al met al, het blijkt dat, dan ook. welk verband geeft deze signaal woorden aan.
concluderend verband.de autuur trekt een conclusie.
wat zijn de signaal woorden van redengevend verband
omdat, daarom, dus, want, de reden, hiervoor is, vanwege
omdat, daarom, dus, want, de reden, hiervoor is, vanwege. welk verband wordt hier aangegeven.
redengevend[waarom iemand iets doet].
wat zijn de signaal woorden van oorzakelijk verband?
doordat, daardoor, als gevolg van, dat komt door, het gevolg is, dus, dankzij, door te
doordat, daardoor, als gevolg van, dat komt door, het gevolg is, dus, dankzij, door te. welk verband geven deze signaalwoorden aan?
oorzakelijk verband[waardoor iets gebeurd].
welke signaal woorden heeft vergelijkend verband?
in vergelijking met, [net] als, evenals, zoals, meet/groter/beter dan, vergeleken met.
welke signaal woorden hebben doelmiddel verband?
aan de hand van, zodat, om te, door middel van, met, met behulp van, middels, opdat.
aan de hand van, zodat, om te, door middel van, met, met behulp van, middels, opdat. welk verband geven deze signaal woorden aan?
doel-middel verband[ geeft aan welk middel wordt gebruikt om een doel te halen.
welke signaal woorden heeft samenvattend verband?
kortom, samengevat, met andere woorden, al met al.
kortom, samengevat, met andere woorden, al met al. welke verband geven deze signaal woorden aan?
samenvattend verband[ geeft de auteur een verkorte weergave van informatie uit de tekst].
welke signaal woorden heeft voorwaardelijk verband?
al[… dan], indien, tenzij, wanneer, mits.
al[… dan], indien, tenzij, wanneer, mits. welke verband wordt aangeven met deze signaal woorden.
voorwaardelijk verband[ maakt duidelijk onder welke voorwaarden iets gebeurt].
welke signaal woorden horen bij toegevend verband?
ook al, zij het[dat], weliswaar, [al] hoewel, ofschoon, desondanks, niettemin.
ook al, zij het[dat], weliswaar, [al] hoewel, ofschoon, desondanks, niettemin. welk verband geven deze signaal woorden aan?
toegevend verband[wordt een andere kant van de zaak aangegeven:
- hoewel an van vakantiehoudt, gaat ze dit jaar niet mee naar de camping.
DE TOEGEVING KAN OOK ACHTERAAN STAAN.