Lesson 7 Flashcards
the vegetables
de groente
the fruit
het fruit
the meat
het vlees
the dairy
de zuivel
the product
het product
the supermarket
de supermarkt
sale
de aanbieding
of course
natuurlijk
to walk along
meelopen
to get/fetch
halen
to pay
betalen
to help
helpen
the freezer
de vriezer
in the back
achterin
the department
de afdeling
the aisle
het gangpad
the cold storage
de koeling
per
per
the list
de lijst
to need
nodig hebben
to wander
rondlopen
the shopping cart
de winkelwagen
fresh
vers
fortunately
gelukkig
the line
de rij
the total
het total
the bank card
de pinpas
to forget
vergeten
the market
de markt
the fish stall
de viskraam
the butcher
de slager
the pound
het pond
the vegetable seller
de groenteboer
the cup
het kopje
to cycle
fietsen
full
vol
the bag
de tas
the clothes shop
de kledingwinkel
the clothes
de kleding
to shop
winkelen
to buy
kopen
favourite
favoriet
to wear
dragen
someone
iemend
else
anders
the colour
de kleur
to change
veranderen
to search
zoeken
the jeans
de spijkerbroek
the size
de maat
the brand
het merk
to try on
passen