Lesson 5 Flashcards
the nuclear family
het gezin
the family
de familie
the father
de vader
the mother
de moeder
the child
het kind
the son
de zoon
the daughter
de dochter
the brother
de broer
the sister
de zus
the twins
de tweeling
the uncle
de oom
the aunt
de tante
the nephew
de neef
the niece
de nicht
the little nephew
het neefje
the little niece
het nichtje
the grandpa
de opa
the grandfather
de grootvader
the grandma
de oma
the grandmother
de grootmoeder
the grandchild
het kleinkind
the parents in law
de schoonouders
the brother in law
de zwager
the sister in law
de schoonzus
stepfather
de stiefvader
the stepmother
de stiefmoeder
the stepparents
de stiefouders
the stepchild
het stiefkind
the foster father
de pleegvader
the foster mother
de pleegmoeder
the foster child
het pleegkind
the foster parent
de pleegouder
to like
houden van
the office
het kantoor
the center
het centrum
small
klein
the dog
de hond
the cat
de kat
the family tree
de stamboom
the memory
de herinnering
nice
leuk
sad
verdrietig
important
belangrijk
together
samen
to play football
voetballen
the visitors/the visit
het bezoek
to visit
bezoeken
the pub
de kroeg
every
elke
nice/cosy/sociable
gezellig
the birthday
de verjaardag
the holiday
de feestdag
only/alone
alleen
crazy
gek
to find
vinden
normal
normaal
too bad
jammer
to miss
missen
to call
bellen
three times
drie keer
the party
het feest
on vacation
op vakantie
to cook
koken
tasty
lekker
the dish
het gerecht
to enjoy
genieten
always
altijd
the restaurant
het restaurant
the shop/the business
de zaak
the cook
de kok
other
andere
to serve
bedienen
the kitchen
de keuken
proud
trots
because
omdat/want
cheap
goedkoop
expensive
duur
to cry
huilen
