les substantifs module 2 Flashcards

1
Q

de (kandidaat) overnemer

A

le (candidat) reprenuer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

het omzetcijfer

A

le CA (chriffre d’affaires)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

de hergroepering, het samengaan

A

le regroupement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

de ontmanteling

A

la dissolution

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

de directie

A

la direction

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

een beroepsinkomen

A

le revenu professionnel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

het herstel, de herstructurering

A

le redressement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

de kost

A

le frais

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

het merkimago

A

une image de marque

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

een aandeelhouder

A

un actionnaire

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

een distributieketen

A

un réseau de distribution

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

het afgelopen boekjaar

A

l’ exercice écoulé

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

de overname

A

la reprise

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

de baas

A

le patron

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

de staking
staken/ in staking zijn

A

la grève
faire la grève/ être en grève

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

ophouden hebben met betalen

A

être en état de cessation de paiement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

de leverancier

A

le fournisseur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

een gat in de markt
een gat in de markt opvullen

A

le créneau
pénétrer un créneau

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

de partner

A

le partenaire

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

de vernieuwer

A

(le) innovateur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

de debiteur, de schuldenaar

A

le débiteur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

een arbeider ontslaan

A

licencier un ouvrier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

de arbeider

A

le ouvrier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

une association sans but lucrative
de VZW (een vereninging zonder winstoogmerk)

A

la ASBL

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
de ontmanteling van een bedrijf
le démantelement d'un entreprise
26
de verkoop is gestegen met/ gedaald met/ gedaald met X percent
les ventes ont aumenté/ont diminué/ ont baissé de X% (pour cent)
27
de productie
la production
28
de betaling
le paiement
29
de wet van vraag en aanbod
la loi de l'offre et de la demande
30
het inkomen
le revenu
31
de redding
le sauvetage
32
het ontslag
le licenciement
33
de dienst
le service
34
de non-profitsector
le non-marchand
35
de kredietwaardigheid
la solvablilité
36
de landbouwer
un agricultuer
37
een schuld
une dette faire face à, payer, rembourser
38
de fabrikant
le fabricant
39
de ambachtsman
(le) artisan
40
een groeimarkt
un créneau porteur
41
de (bedrijfs)balans
le bilan
42
een concurrentieel bedrijf
une entreprise concurrentielle
43
het marktaandeel
la part de marché
44
de vestiging
un établissement
45
een product op de markt brengen een product van de markt halen
lancer un produit sur le marché retirer un produit du marché
46
een bedrijf opstarten
mettre sur pied une entreprise
47
de innovatie/uitvinding
(la) innovation
48
de bestelling
la commande
49
het samengaan van 2 bedrijven
la concentration de deux entreprises
50
de distributie
la distribution
51
de marktpositie
la position sur le marché
52
activiteit in de non-profitsector
une activité non marchandes
53
het buitenland
(le) étranger
54
een NV een naamloze vennootschap
un SA société annonyme
55
de associatie het samengaan van twee bedrijven
une association l'association de deux entreprises
56
grondstof verwerken
transformer une matière
57
de afgevaardigde bestuurder = bedrijfshoofd voor belgische wetgever
un administrateur délégué
58
de klein en middelgrote bedrijven
une PME
59
de fraude in de boekhouding
la fraude comptable
60
de balans presenteren/meedelen
présenter/communiquer le bilan
61
het openbaar overnamebod
une OPA (offre publique d'achat)
62
de verkoop doen stijgen
accroître ses vente
63
de handelaar
le commerçant
64
de handel
le commerce
65
een boerderij uitbaten
exploiter une ferme
66
de industriezone
le zoning industriel
67
de landbouw
(la) agriculture
68
de concurrentie het hoofd bieden
faire face à la concurrence affronter la concurrence
69
de verzekering
une assurance
70
de schuldeiser
le créancier
71
marktaandelen afstaan, prijsgeven
céder des parts de marché
72
de multinational
la multinationale
73
de hoofdvestiging, de moedermaatschappij
la sociéte mère
74
de vestiging
(la) implantation
75
de handelsrechtbank, de rechtbank van koophandel
le tribunal de commerce
76
het er weer bovenop helpen
le renflouement/ renflouage
77
een bedrijf oprichten
fonder/créer une entreprise
78
een grondstof
la matière première
79
een website
un site web
80
de ondergang/ineenstorting van de markt
un effondrement du marché
81
de reus, een zeer groot bedrijf
le géant
82
de marketing
le marketing
83
de promotie
la promotion
84
de factuur
la facture
85
een autonoom overheidsbedrijf
une entreprise publique autonome
86
de bedrijfsleider
le chef d'entreprise
87
het filiaal, het agentschap is niet une filiale (dochteronderneming)
la succursale
88
het bedrijf/ de ontginning een landbouwbedrijf een mijnontginning
une exploitation une exploitation agricole une exploitation minère
89
het verlies
le déficit (accuser un..., subir un..., enregistrer un...)
90
de NMBS de natioanle maatschappij der belgische spoorwegen
la SNCB la societé nationale des chemins de fer belges
91
de afzet(markt)
le débouché
92
loonkosten verwerkingskosten productiekosten
les coûts salariaux/ de trasformation/ de production
93
de bedrijfleider
le dirigeant de l'entreprise
94
schaalvoordelen
une/ les économies d'échelle
95
het bedrag
le montant
96
een meerderheidsaandeelhouder
l'actionnaire majoritaire
97
de staking van betalingen/ het ophouden hebben met betalen
la cessation de paiements
98
failliet gaan
faire faillite
99
het boekjaar
le exercice
100
de levering
la livraison
101
de manager/de beheerder
le gestionnaire
102
de buitenlandse handel
le commerce internationale/extérieur
103
de just in time
le just-à-temps
104
de vervoerkosten
les frais de transport
105
de fabricagemethode
une méthode de fabrication
106
de producent
le producteur
107
de zeer-gespecialiseerde markt
la niche
108
de concurrerende maatschappij
la société concurrente
109
de holding
le/la holding
110
een manager
le manager
111
de spitstechnologie, de hightech
la technologie de pointe
112
het VBO het verbond van belgische ondernemingen
la FEB (féderation des entreprises belge/de Belgique)
113
een fabricageprocess
un processus de fabricaton
114
een bedrijfssite
le site d'entreprise
115
een bedrijf leiden
diriger une entreprise
116
grondstoffen ontginnen
extraire une matière
117
de tewerkstelling een baan/ een job
(le) emploi un emploi
118
de marktleider
le leader du marché
119
de opricthing van een bedrijf
la mise sur peid/ création/ fondation d'une entreprise
120
de synergie
la synergie
121
de reorganisatie
la réorganisation
122
de diversificatie
la diversification
123
een productiesite
un site de production a
124
het vrij beroep
la profession libérale
125
de koper
le acheteur
126
de inkomsten
la recettes
127
zijn marktpositie verstevigen
renforcer sa position sur le marché
128
de herstructurering
la restructuration
129
in verheffing zijn
être en liquidation
130
een product promoten
promouvoir un produit
131
het merk
la marque
132
een bedrijf privatiseren
privatiser une entreprise
133
het faillissement aanvragen een faillissementsaanvraag
déposer le bilan un dépôt du/de bilan
134
het concurrentievermogen
la competitivité
135
de stijging
la hausse
136
het saldo, restbedrag
le soldage
137
aan R&D doen
la R&D la recherce et développement se livrev à la R&D
138
een luxegoed
un produit haute de gamme
139
het faillissement
la faillite
140
een openbaar overname bod doen op
lancer/déclencher une OPA sur
141
een helffabrikaat
un produit semi-fini
142
de stock, de voorraad
le stock
143
het kliënteel
la clientèle
144
de productiviteit verbeteren
améliorer sa productivité
145
het bedrijf, de maatschappij, de firma
la société
146
een bedrijf in volle ontwikkeleing/ in volle expansie
la société en plein essor/ en pleien expansion
147
een failliet bedrijf
une entreprise en faillite
148
het beheer een goed beheer een slecht beheer
la gestion une bonne gestion une mauvaise gestion
149
een bedrijfsleider
un chef d'entreprise
150
de fusie van twee bedrijven
la fusion de deux entreprises
151
heroiëntering, terug naar basisactiviteiten
recentrage (des activités)
152
de marktpositie van een bedrijf
la position d'une entreprise sur le marché
153
het gat, het deficit
le trou (fiancier)
154
/
la UWE l'union wallone des entreprises
155
in het buitenland gevestigd zijn
être établi à l'étranger
156
aan concurrentie blootgesteld zijn
être exposé à la concurrence
157
een fabriek vestigen in het buitenland
implanter une usine à l'étranger
158
de uiterkoop, de opruiming
la liquidation
159
de marketing-mix
le marketing-mix
160
de loontrekkende
le saliaré
161
de deelname
la participation
162
een monoploie hebben
détenir un monopole
163
een oneerlijke concurrentie
une concurrence déloyale
164
de consument
le consommatuer
165
de concurrent
le concurrent
166
de rendabiliteit
la rentabilité
167
de moedermaatschappij, de hoofdvestiging
maison-mère
168
een grote vraag naar een product
la forte demande d'un produit
169
de winst ..realiseren ..maken ..maken
le bénéfice réaliser un bénéfice dégager un bénéfice enregistre un bénéfice
170
de consumptiegoederen
le bien de consommation
171
de inkoop, terugkoop, overname
le rachat
172
de dochteronderneming
la filiale
173
de heroplevering
la relance
174
de bouw (sector)
le bâtiment
175
de bouw
la construction
176
een ambachtelijk bedrijf
une entreprise artisanale
177
de bank
la banque
178
de reconversie, de omscholing
la reconversion
179
de prestatie
la performance
180
de fabriek
une usine
181
de doelgroep
la cible
182
de online/ elektronische handel/ de e-commerce
le commerce en ligne/ électronique/ l'e-commerce
183
concurreren met
entrer en concurrence avec
184
geld, geld pompen in
argent, injecter l'argent dans
185
het aandeel
une action
186
het gamma
la gamme
187
de klant
le client
188
het leiderschap
le leadership
189
de last
la charge
190
de marketingsstrategie
la strategie de marketing
191
een felle concurrentie
une concurrence vive
192
de groep
le groupe
193
de terugbetaling
le remboursement
194
productie-eenheid
une unité de production
195
een tekort opvullen
combler un déficit
196
een economische bedrijvigheid
une activité économique
197
de overname, de opslorping
une absorption
198
de onderaannemer
le sous-traitant
199
de verkoop stijgt/daalt/daalt
les ventes augmentent/diminuent/baissent
200
het productieprocess
le processus de production
201
een kleine vraag naar een dienst
une faible demande d'un service
202
het aanbod
(la) offre
203
een BV een besloten vennootschap
une SRL société à responsabilité limitée
204
een monopolie
le monopole
205
de sanering, een reeks saneringsmaatregelen
un assainissement, un train/ensemble d'assainissements
206
de concurrentie
la concurrence
207
de marketingstechnieken
les techniques de marketing
208
de vraag
la demande
209
de investering massale investeringen zware investeringen (negatieve context)
le investissement des investissements massifs de lourd investissement
210
de gemengde vennootschap
le/la joint-venture
211
de balans opstellen
établir le bilan
212
verlies leiden
accuser une perte
213
de verkoop
la vente
214
een bedrijf beheren
gérer une entreprise
215
de productiekosten
les coûts de production
216
de visvangst
la pêche
217
een vijandig openbaar overnamebod
une OPA hostile
218
een concurrerend bedrijf
une entreprise concurrente
219
de robotisering
la robotisation
220
de directeur-generaal
le directuer général
221
de verwerving, de aankoop
une acquisition
222
een saldo/restbedrag (uit)maken
dégager un soldage
223
een doelgericht product
un produit ciblé
224
een afgewerkt product
un produit fini