les adjectifs module 2 Flashcards
fel, hevig
een felle concurrentie
vif, vifs, vive, vives
une concurrence vive,
kredietwaardig
solvable
verzadigd
een verzadigde markt
saturé
un marché saturé
rendabel
rentable
openbaar, staat-
staatssector
public, publics, publique, publiques
le sectur public
productief
productif, productifs, productives, productive
privé
privé, privés, privée, privées
groei,
een groeimarkt
portuer
un marché porteur
olie
olie-industrie
pétrolier
l’industrie pétrolière
goed presterend
performant
mijn
minier
metaalverwerkend
metaalverwerkende industrie
métallurgique
l’industrie métallurgique
handels-
non-profitsector
marchand
les activités non-marchand
meerderheids-
meerderheidsaandeelhouder
majoritaire, majoritaires,
l’actionnaire majoritaire
geïnvesteerd
de geïnvesteerde som
investi, investis, investie, investies
la somme investie