les connecteurs (frans-nederlands) Flashcards
door/wegens
à cause de
toen
à ce momet-là
met dit doel
à cet effet
op voorwaarde dat
à condition que/ de
in nasleep van/volgend op
à la suite de
namelijk
à savoir
zich gelijktijdig voordoen met/ gepaard gaan met
accompagner/ être accompagné de, par/ s’accompagne de
om/ in de hoop/ met oog op
afin de/ en vue de/ pour
opdat/zodat
afin que/ pour que
zo
ainsi/ de cette façon
evenals
ainsi que
terwijl
alors que
na/nadat
après/ après que
voor het geval dat
au cas où
integendeel
au contraire
tijdens, op
au cours de
tegelijkertijd
au même moment
op het ogenblik van
au moment de
op het ogenblik dat
au moment ou/que
ook
aussi
voor
avant
alvorens
avant de
voor
avant que
als doel hebben
avoir comme/ pour but
avoir comme/ pour objectif
tot gevolg hebben
avoir comme/pour conséquence
(al)hoewel
bien que/ quoi que
daarom
c’est pourqoui
dat wil zeggen dat/meer bepaald
c’est-à-dire (que)
want
car
echter
cependant
daar/omdat
comme
zoals, bijvoorbeeld
comme, par exemple
met betrekking tot
concernant
in tegenstelling tot
contrairement à
eerst
d’abord
vandaar
d’où
enerzijds…..anderzijds
d’une part…d’autre part
om/in de hoop/ met oog op
dans le but/dans l’espoir de
ten eerste… ten tweede
dans un premier temps, dans un second temps
zo
de cette façon
bovendien
de plus
