(Les 7) Flashcards
1
Q
Cum
A
Met, samen met
2
Q
In
A
In, op, bij
3
Q
Ambulare
A
Wandelen
4
Q
Nihil
A
Niets
5
Q
Itaque
A
Daarom, dus
6
Q
Amare
A
Houden van, verliefd zijn op
7
Q
Aqua
A
Water
8
Q
Currere
A
Hardlopen, rennen
9
Q
Primo
A
Eerst
10
Q
Manere
A
Blijven, wachten
11
Q
Sine
A
Zonder
12
Q
Spectare
A
Kijken (naar), bekijken
13
Q
Unus
A
Één
14
Q
E/ex
A
Uit, van
15
Q
Iterum
A
Weer, opnieuw