Les 6: panoramische opname Flashcards
1
Q
Wat is een tomografie?
A
- Is een gespecialiseerde techniek wat oorspronkelijk is gecreëerd voor radiografische foto’s, waarbij enkel een sectie van de patiënt zichtbaar was op de opname
- > nu is dit een panoramische opname + geheel overzicht van het gebit
2
Q
waarvoor staat DPT?
A
Dental panoramic tomograph
3
Q
Geef de 3 methodes voor het produceren van lineaire en gecurvde tomografische secties
A
- lineaire tomografie met een wijde of brede stralenbron
- lineaire tomografie met een smalle of lange stralenbron
- Rotationele gecurvde tomografie met een smalle, lange stralenbron
4
Q
Wat is het principe van de tomografische beweging?
A
- captor beweegt mee met stralenbundel in tegenovergestelde richting
- stralenbundel draait om rotatiepunt “0”
5
Q
Leg roterende tomografie uit?
A
- tubus roteert rond achterhoofd
- cassette roteert voor aangezicht
- beide lijken in tegenovergestelde zin te bewegen
- film beweegt in zelfde zin als tubus, achter metalen bescherming
- er wordt telkens een ander deel van de film bestraald
- circulaire focuslaag
- delen buiten de focuslaag zijn onscherp
6
Q
Leg panoramische tomografie uit
A
- Tandboog is geen cirkelsegment: elliptische hoefijzervorm
- hiervoor worden 2 of meer rotatiepunten genomen
7
Q
Panoramische opname toont?
A
- toont alle tanden en omringende structuren
- beeldkwaliteit is inferieur aan die van intra- orale beelden
- interpretatie is moeilijker
8
Q
Wat dient aangepast te worden aan de patiënt
A
- kV
- mA
- belichtingstijd
- hoogt en breedte van het te belichten gebied dienen te worden aangepast aan de patiënt
9
Q
Positionering voor panoramische opname
A
- alle metalen voorwerpen af- en uitdoen
- patiënt wordt met een holle rug en een gestrekte hals geplaatst in het apparaat
- hoofdsteunen en lichtlijnen instellen (mediaanlijn,
bovencuspidaatlijn, Frankfurter horizontale) - tong tegen het gehemelte
- lippen op elkaar
10
Q
Wat als de rug niet hol is bij het maken van de opname?
A
- dan zijn de halswervels zichtbaar op de foto
11
Q
Geef de 3 lichtlijnen?
A
- mediaanlijn
- bovencuspidaatlijn
- frankfurter horizontale
12
Q
Theoretische achtergrond van de tomografie
A
- Tomografie beeldt alleen een smal gebied van de patiënt scherp af. - Structuren in dat smalle gebied worden scherp afgebeeld. - Structuren buiten het smalle gebied worden vervormd en onscherp afgebeeld. - Het smalle gebied wordt beeldlaag genoemd
13
Q
Techniek en positionering
A
- de tandboog wordt in de beeldlaag gepositioneerd door gebruik te maken van verschillende hoofdsteunen en lichtlijnen
- de frontregio van de beeldlaag is smal. daarom is een correcte positie van de incisieven belangrijk
14
Q
Wat als de mediaanlijn niet juist is?
A
- > assemetrische positionering
- vergroting van de ramus rechts
- kaakkopjes liggen niet op hetzelfde niveau
- verbrede elementen rechts
15
Q
De bovencuspidaatlijn bepaald
A
- bepaald film- object afstand
- invloed op vergroting/ verkleining