Les 6 Flashcards

1
Q

Wat is de beste voorspeller voor gedragsverandering

A

intentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

intentie wordt gevormd op basis van

A
  • ratio en of redenen die in ons hoofd zitten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

intentie wordt gevormd op basis van “ratio” en redenen “die in ons hoofd zitten”, leg uit

A
  • bewustzijn dat we een risico lopen
  • onze houding ten aanzien van een gedrag
  • ons idee rond hoe de omgeving staat tov een gedrag
  • onze inschatting rond of we een gedrag kunnen instellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

goede voornemens nemen we vooral als

A
  • we al denken dat we goed bezig zijn
  • als we van nature optimistisch zijn
  • als het de nabije toekomst betreft
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

zelfregulatie is

A

alle processen die te maken hebben met de manier waarop

  • mensen doelen formuleren
  • de strategieën toepassen om hun doelen te realiseren
  • de wijze waarop ze omgaan met de frustraties en tegenslagen die onvermijdelijk zijn wanneer mensen proberen een ambitieus voornemen te realiseren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

onze toekomstige ik

A
  • streeft doelen na
  • zijn goed in het opvolgen van onze progressie
  • realist
  • zelfsturend
  • wilskrachtig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

onze huidige ik

A
  • overschat mogelijkheden tot zelfregulatie
  • overschat mogelijkheden tot zelfmonitoren
  • onrealistisch optimistisch
  • kortzichtig en zelfzuchtig
  • beperkte wilskracht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wilskracht is

A

capaciteit om weerstand te bieden aan impulsen of verleidingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wilskracht vereist

A
  • vergt inspanning en energie

- raakt uitgeput na inspanning= ego depletion

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

kan wilskracht getraind worden

A
  • wilskracht = spier

- kan getraind worden: trainen van wilskracht en zelfregulatie op één terrein heeft resultaat op andere terreinen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat helpt in het stellen van doelen?

A
  • verwachting en waarde van doelen
  • wie de doelen stelt
  • de samenhang tussen doelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

verwachting en waarde van doelen wordt bekeken via welk model?

A
  • volgens het expectancy- value theorie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

het expectancy- value theorie, uitleg

A
  • het nastreven van doelen wordt bepaald door verwachting en waarde
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Verwachting is

A
  • inschatting van hoe succesvol men zal zijn in het nastreven van een doel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

waarde is

A

intrinsiek, persoonlijk belang, toekomstig nut, kosten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

↓ verwachting x waarde ↓ =

A

↓↓ motivatie

17
Q

↑ verwachting x waarde ↓ =

A

↑↓ motivatie

18
Q

↓ verwachting x waarde ↑ =

A

↓↑ motivatie

19
Q

↑ verwachting x waarde ↑ =

A

↑↑ motivatie

20
Q

wat met te hoge verwachtingen?

A
  • Mensen hebben duidelijke verwachtingen over wat gedragsverandering tot stand zal brengen
  • Hoge verwachtingen hebben positief effect op initiële gedragsverandering
  • Negatief om gedrag te behouden want meer kans dat ervaring niet voldoet aan verwachtingen
21
Q

Wanneer worden doelen onbereikbaar?

A
  • ontwikkelingsfasen en leeftijd
  • negatieve levensgebeurtenissen (ziekte/sterfte partner)
  • selectiviteit door beperkte hoeveelheid middelen
22
Q

als mensen hun doelen niet meer bereiken leidt dit tot

A

in eerste instantie tot stress en een afname van mentaal en fysiek welbevinden

23
Q

goal disengagement is

A
  • het afstand nemen van een doel dat onbereikbaar is geworden
  • het verminderen van inspanningen en engagement in het bereiken van een onbereikbaar doel
  • manier om negatieve effecten te reguleren
24
Q

goal disengagement is adaptief omdat het

A
  • helpt faalervaringen te vermijden
  • maakt doel minder noodzakelijk voor tevredenheid
  • helpt middelen los te maken die geïnvesteerd kunnen worden in andere levensdomeinen
25
Q

goal re-engagement is

A
  • je inspanningen richten op een doel dat wel nog bereikbaar ondanks beperkingen en moeilijkheden
26
Q

een onbereikbaar doel is vooral problematisch wanneer

A

er geen alternatieven zijn

27
Q

engagement in alternatieve waardevolle activiteit reduceert

A

negatieve effecten van doelfalen bv. Atleet doet mee aan special Olympics ondanks trauma’s na zware val en invaliditeit

28
Q

Disengagement en reengagement bij gezondheidsdoelen?

A
  • vraagt vaak langdurig inspanning
  • belang van persistentie en gevaar van te snel opgeven
  • echter gevaar van persistentie wanneer “kosten” groter worden dan voordelen
29
Q

zelfdeterminatiedoel, leg uit

A

autonome vs gecontroleerde gedragsregulatie

  • autonoom: het doel is gekozen door het individu zelf (wegens persoonlijk belang)
  • gecontroleerd: wanneer men zich gedwongen voelt om een doel te bereiken (zowel door externe als interne krachten)
30
Q

internalisering nieuw gedrag

A
  • Proces waarbij persoon nieuw gedrag progressief transformeert in een persoonlijke waarde of doel
  • Overgang externe naar interne gedragsregulatie komt tegemoet aan fundamentele nood
  • Basisnoden
31
Q

Basisnoden (internalisering nieuw gedrag) houdt in

A
  • Autonomie: gevoel van psychologische vrijheid bij het uitvoeren van een activiteit
  • Verbondenheid: gevoel van geborgenheid, intimiteit
  • Competentie: positieve verwachting dat men activiteit tot een goed einde kan brengen
32
Q

Geef de stappen van internalisering (4)

A
  • Externe regulatie: nieuw gedrag opgelegd door anderen of situationele omstandigheden –> onstabiel en context-gevoelig
  • Introjectie: internalisering maar veel conflict en controle –> gemotiveerd door interne druk (schuld, schaamte, gevoel van falen, opluchting)
  • Identificatie: gedrag is voordelig, nuttig, zinvol
  • Integratie: gedrag geïntegreerd in eigen waarden en zelfbeeld
33
Q

motiverende gespreksvoering is

A

Een cliëntgerichte, directieve methode om intrinsieke motivatie tot verandering te bevorderen, door ambivalentie te verkennen en op te lossen

34
Q

coöperatieve evocatie autonomie

A
  • Bondgenootschap dat recht doet aan deskundigheid en perspectief patiënt
  • Hulpverlener creëert sfeer die bijdraagt tot verandering
  • Exploratie mogelijkheden tot verandering
  • Uitlokken eigen mogelijkheden patiënt
  • Verantwoordelijkheid verandering ligt bij patiënt
35
Q

confrontatie, educatie autoriteit

A
  • Opzijschuiven vertroebelde perspectieven patiënt
  • Hulpverlener brengt patiënt tot bewustwording en acceptatie van eigen werkelijkheid
  • Afdwingen verandering
  • Hulpverlener heft gebrek aan kennis/vaardigheden patiënt op
  • Hulpverlener neemt verantwoordelijkheid
36
Q

De samenhang tussen doelen kan bekeken worden volgens welk model

A

intergoal relations theory

37
Q

intergoal relations theory, leg uit

A
  • Mensen streven typisch meerdere doelen na in hun leven op één en hetzelfde moment, waarvan soms ook gezondheidsdoelen
  • Doelen beïnvloeden elkaar
    • Conflict = nastreven van één doel bemoeilijkt ander doel (bv., geld spenderen aan mondhygiëne zorgt ervoor dat er minder geld over is om van te leven)
    • Facilitatie = nastreven van een doel vergemakkelijkt het bereiken van een ander doel (bv., een mooi gebit doet je stralen, maakt je zelfzekerder in sociale relaties, en je gaat graag uit)
38
Q

Hoe meer conflict tussen een gezondheidsdoel en andere, belangrijke doelen, hoe

A

hoe kleiner de kans is dat het gezondheidsdoel wordt nagestreefd

39
Q

Hoe meer facilitatie tussen een gezondheidsdoel en andere, belangrijke doelen, hoe

A

hoe groter de kans is dat het gezondheidsdoel wordt nagestreefd