Les 3.1 Flashcards

1
Q

Wat is plasma?

A

De vloeibare component van bloed, bestaande uit water, eiwitten, ionen, voedingsstoffen en afvalstoffen, die helpt bij het transport van stoffen door het lichaam.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn bloedplaatjes?

A

Kleine celfragmenten in het bloed die een belangrijke rol spelen bij de bloedstolling door zich te hechten aan beschadigde bloedvaten en een stolsel te vormen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn erytrocyten?

A

Rode bloedcellen die zuurstof door het lichaam transporteren met behulp van hemoglobine, zonder celkern en met een biconcave vorm.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is hemoglobine?

A

Een eiwit in rode bloedcellen dat zuurstofmoleculen bindt en transporteert, en verantwoordelijk is voor de rode kleur van het bloed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is sikkelcelziekte?

A

Een erfelijke bloedziekte waarbij rode bloedcellen een abnormale sikkelvorm aannemen, wat de zuurstoftransportcapaciteit vermindert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn leukocyten?

A

Witte bloedcellen die betrokken zijn bij de afweer van het lichaam tegen ziekteverwekkers zoals bacteriën en virussen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is een stamcel?

A

Een ongedifferentieerde cel die in staat is om zich te delen en te differentiëren in gespecialiseerde celtypen, waaronder bloedcellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is erytropoëtine (EPO)?

A

Een hormoon dat door de nieren wordt geproduceerd en de aanmaak van rode bloedcellen in het beenmerg stimuleert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is een bloedstolsel?

A

Een ongewenst stolsel in een bloedvat dat de bloedstroom kan blokkeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is atherosclerose?

A

Een aandoening waarbij vetophopingen en plaque zich ophopen in de bloedvaten, wat leidt tot vernauwing.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een hartaanval?

A

Een acute aandoening waarbij de bloedtoevoer naar een deel van het hart wordt geblokkeerd, vaak door een bloedstolsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is een beroerte?

A

Een plotselinge onderbreking van de bloedtoevoer naar de hersenen, wat hersenschade kan veroorzaken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is lage-dichtheid lipoproteïne (LDL)?

A

Een type lipoproteïne dat cholesterol in het bloed transporteert en bijdraagt aan plaquevorming in bloedvaten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is hoge-dichtheid lipoproteïne (HDL)?

A

Een type lipoproteïne dat overtollig cholesterol uit de bloedvaten naar de lever transporteert voor verwijdering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is hypertensie?

A

Een aandoening waarbij de bloeddruk chronisch verhoogd is, wat het risico op hart- en vaatziekten vergroot.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is hematocriet?

A

Percentage RBC in het bloed.

17
Q

Vul in: Erytrocyten hebben een levensduur van ongeveer ______.

18
Q

Wat zijn de drie fasen van hemostase?

A
  • Primaire hemostase
  • Secundaire hemostase
  • Fibrinolyse
19
Q

Wat zijn de stappen in primaire hemostase?

A
  • Adhesie
  • Secretie
  • Aggregatie
20
Q

Wat is de rol van fibrinogeen in de bloedstolling?

A

Het wordt omgezet in fibrine, wat een netwerk vormt om bloedverlies te stoppen.

21
Q

Wat gebeurt er tijdens fibrinolyse?

A

Het stolsel wordt afgebroken door het enzym plasminogeen dat wordt geactiveerd tot plasmin.

22
Q

Wat is de functie van albumine?

A

Behoudt de osmotische waarde.

23
Q

Wat is serum?

A

Bloedplasma zonder stollingsfactoren.

24
Q

Wat is de functie van stikstofmonoxide (NO) in het lichaam?

A

Het is een krachtige vasodilatator die bloedvaten ontspant en verwijdt.

25
Wat zijn de twee soorten stamcellen?
* Volwassen stamcellen (multipotent) * Embryonale stamcellen (pluripotent)
26
Wat is de rol van vitamine K in het bloedstollingsproces?