Les 2 Flashcards
The family (small)
Het gezin
The husband
De echtgenoot
The wife
De echtgenote
The sister in law
De schoonzus
The brother in law
De schoonbroer of de zwager
The grandchild
Het kleinkind
The uncle
De oom
The nephew
Het neefje
Male cousin
Neef
Niece
Nichtje (silent t)
Female cousin
Nicht
Living situation
Leefsituatie (all one word)
Has a relationship with
Heeft een relatie met
Is married
Is getrouwd
Is divorced
Is geschieden
Is a widower
Is een weduwnaar
Is a widow
Is een weduwe
Lives together with
Woont samen met
Has children
Heeft kinderen
Looks good
Ziet er goed uit
Looks well kempt
Ziet er verzorgd uit
Looks messy
Ziet er slordig uit
Chubby/stocky
stevig
Slender
Slank
Thin
Dun
Fat
Dik
Handsome
Knap
Straight (for hair only) Or
Steep Or
Style
Steil
Curly
Krullend
Has freckles
Heeft sproeten
Has glasses
Heeft of draagt een brill
Has a beard
Heeft een baard
Has a moustache
Heeft een snor
Is bald
Is kaal
Spontaneous
Spontaan
Characteristic
Karakteristiek
Sporty
Sportief
Creative
Creatief
Sweet/nice
Aardig/lief
Caring
Zorgzaam
Independent
Zelfstandig
Social
Sociaal
Honest
Eerlijk
Funny
Grappig
Sensitive
Gevoelig
Trustworthy
Betrouwbaar
Helpful
Behulpzaam
Friendly
Vriendelijk
Arrogant
Arrogant
Serious
Serieus
20 past 11
Tien voor half twaalf
25 past 11
Vijf voor half twaalf
Half 11
Half twaalf
25 to 12
Vijf over half twaalf
20 to 12
Tien over half twaalf
Monday
Maandag
Tuesday
Diensdag
Wednesday
Woensdag
Thursday
Donderdag
Friday
Vrijdag
Saturday
Zaterdag
Sunday
Zondag
Day before yesterday
Eergisteren
Day after tomorrow
Overmorgen
Months
Maanden
January
Januari
February
Februari
March
Maart
April
April
May
Mei
June
Juni
July
Juli
August
Augustus
September
September
October
Oktober
November
November
December
December
The seasons
De seizoenen
Spring x2
De lente of het voorjaar
The summer
De zomer
The autumn
De herfst of het najaar
Winter
De winter
Almost Always
Bijna Altijd
Usually
Gewoonlijk
Mostly
Meestaal
Often
Vaak/dikwijls
Regularly
Regelmatig
Every now and then x3
Af en toe,
Weleens
Soms
Seldom
Zelden
Almost never
Bijna nooit
Which land?
Which brother?
Welk land (bc it’s a het word)
Welke broer (bc it’s a de word)
Our land
Our brother
Ons land (bc it’s a het word)
Onze broer (bc it’s a de word)
Gender
Geslacht
On Monday
Op Maandag
On 21st September
Op eenentwintig September
In march
In maart
In spring
In lente
At 10 o clock
Om tien uur
In the morning
’s ochtends/ ‘s morgens
At midday
‘S middags
In the evening
‘S avonds
This morning
Vanochtend/van morgen
This lunchtime
Vanmiddag
This evening
Vanavond
This night
Vannacht