Les 1 Flashcards
Allemaal
Everyone/All
De cursus
The course
De docent
The teacher
Lesgeven
To Teach
Beginnen
To begin
Kennismaken
To get to know
Wie
Who
Hoe heet jij
What are you called/what’s your name?
Al
Already
Verdergaan
To continue/go on
De les
The lesson
Iedereen
Everyone
Het boek
The book
De bladzijde of De pagina
The page
Even
For a moment
Wie ben jij/Hoe heet jij?
What’s your name?
Het adres
The address
Waar woon je?
Where do you live?
Uit welk land kom je?
From which land do you come?
Waar kom je vandaan?
Where do you come from?
Ik kom uit het VK
I come from the UK
Één
1
Vier
4
Veertien
14
Tachtig
80
Twintig
20
Tweeëntwintig
22
Pas
Only
Al lang
For a long time
Eigenlijk
Actually/really
Ik ben jarig
It’s my birthday
Krijgen
To get/ to receive
Nog
Any/as well
Het bezoek
The visit
Komen op bezoek
Pay a visit
Het seizoen
The season
Weten
To know
Vertellen
To tell
Over (NL)
About (EN)
Weer
Weather OR again
Wel
Certainly/quite
Wat voor?
What kind of?
Spreek je of Spreekt U Engels?
Do you speak English (informal & formal)?
Ik spreek een beetje Nederlands
I speak a little Dutch
Wat zeg je of Wat zegt U?
What did you say, (informal and formal)
Wat betekent X
What does X mean
Ik begrijp het niet
I don’t understand it
Ik will graag Engels spreken
I would like to speak English
Ik heb een vraag
I have a question
Herhaal, alsjeblieft
Repeat please
Hoe schrijf je dit woord?
How do you write this word?
Will je dat nog eens uitleggen aub
Would you explain that again please
Wil je meer langzaam spreken aub
Would you speak more slowly please
Kun je dat herhalen aub
Could you repeat that please
Kun je dat herhalen aub
Could you repeat that please
Ik spreek nederlands niet zo goed, maar ik wil het toch graag proberen
I don’t speak Dutch that well, but I would still like to try