Les 15 Flashcards
1
Q
Pas op!
M + v
A
اِنْتَبِه!
اِنْتَبِهي!
2
Q
Lees! M en V
A
اِقْرَأ!
اِقْرَأي!
3
Q
Gezin
A
أُسرة
4
Q
Huis niet ,بيت و دار
Huizen
A
مَنْزِل
مَنازِل
5
Q
Wat is het werk van jouw man? What’s your husband’s job?
A
ما عمل زوجِكِ؟
6
Q
Waar werkt jouw zoon en waar werkt jouw dochter? Tegen een vrouw
A
ما عمل اِبنِكِ وما عمل اِبنتِكِ؟
7
Q
Ww openen (1ste stam)
Hij opent
Ik open
A
فَتَحَ
يَفتَحُ
أفْتَحُ
8
Q
Ww wonen / hij heeft gewoond
Ik woon
Hij woont
A
سَكَنَ
أَسْكُنُ
يَسْكُنُ
9
Q
Dankjewel
A
شُكراً
10
Q
Appartement
A
شَقَة
11
Q
Excuseer me
A
لَوْ سَمَحْت
12
Q
Goed niet khair
A
جَيِد
13
Q
Het spijt me
A
أنا آسِف