Les 11 Flashcards
Hij sloeg/ww slaan
Hij slaat
ضَرَبَ
يَضْرِبُ
Verpleger
مُمَرِض
Verpleegster
مُمَرِضَة
Gegrild/geroosterd
مَشْوِي
Geroosterde noten
خوز مَشْوِي
Abrikozen (collectief)
مِشمِش
Een abrikoos
مِشمِشة
Zon vrouwelijk woord, natuur element
شَمس
Sheik, oude wijze heer
شَيْخ
Sheikha, oude wijze vrouw
شَيْخة
Bomen, struiken collectief (mnl mv)
شجر
Een boom, een struik
شجرة
Fotograaf
مُصَوِّر
Fotograaf vrl
مُصَوِّرة
Foto/prent
صُورة
Ochtend
صباح
Egypte
مِصْر
Bus
باص
Ww worden letter hij werd
Hij wordt
صَارَ
يَصِيرُ
Bijvoeglijke nm ziek
Zelfstandig nm: een zieke
مَريض
Ik ben ziek ml
أنا مريض
Ik ben ziek vrouwelijk
أنا مريضة
Een ziekte
مَرَض
Eieren collectief
بَيْض
Een ei
بَيْضَة
Wit mnl
أبيَض
Wit vrouwelijk
بَيْضاء
Ook
أيضاً
Peren
إجاص
Ook synoniem أيدً
كَذلِك