Les 1 wat is leren & het brein Flashcards

1
Q

Welke effectieve werkvormen kunnen het denken van leerlingen stimuleren

A
Het maken van een woordspin
Tekenen van een mindamp
elkaar interviewen
samenwerken
deelnemen aan discussie
Het houden van een betoog
Gedachten omzetten in een tekening of in een filmpje
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Noem vier criteria bij het stellen van denkvragen

A
  1. Individuele aanspreekbaarheid
  2. Veiligheid
  3. Structuur van de vraag
  4. Wachttijd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waarom spreken we over verschillende breinmythen?

A

Breinonderzoeken zijn niet simpel te vertalen naar de praktijk, dit leidt tot misverstanden over hersenen en hersenfuncties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de vijf breinmythes?

A

Mythe 1: Er bestaan bestaan geen verschillende leerstijlen zoals visueel, auditief en kinesthetisch. Deze informatie word in verschillende delen van het brein verwerkt en zijn allemaal met elkaar verbonden. Het belangrijk dat al deze gebieden worden gestimuleerd.

Mythe 2: het klopt niet dat sommige leerlinge slechts de rechterhersenhelft gebruiken en sommige de linker. Beide breidelen zijn verantwoordelijk voor specifieke functies. Links voor taal en logisch denken en rechts voor creativiteit en emoties lezen. Bij elke taak gebruiken we beide.

Mythe 3: leerlingen kunnen niet multitasken. Ze zijn niet in staat om twee taken tegelijkertijd bewust uit te voeren. Ze doen dingen vlak na elkaar.

Mythe 4. we gebruiken niet 10% van ons brein. We gebruiken het hele brein, niet alles tegelijk.

Mythe 5: educatieve-brain based programma’s ondersteunen het leerproces niet. Deze programma’s maken gebruiken van metaforen die alleen een associatie leggen met de hersenfuncties. Deze zijn niet wetenschappelijk onderbouwd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de functie van de hippocampus

A

De hippocampus verzorg de opslag van informatie in het langetermijnvisiegeheugen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de functie van de amygdala?

A

De amygdala koppelt zintuigelijke informatie aan emoties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het verschil tussen het declaratieve geheugen en het niet-declaratieve geheugen? W

A

Het declaratieve geheugen is bewust en expliciet en het niet declaratieve geheugen is onbewust en impliciet. In het declaratieve geheugen zitten gebeurtenissen, feiten, begrippen woorden, gedichten en muziek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het verschil tussen het declaratieve geheugen en het niet-declaratieve geheugen?

A

Het declaratieve geheugen is bewust en expliciet en het niet declaratieve geheugen is onbewust en impliciet. In het declaratieve geheugen zitten gebeurtenissen, feiten, begrippen woorden, gedichten en muziek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat doet het onbewuste geheugen? Welke functie heeft het

A

Het legt vaardigheden vast over een verloop van tijd: zoals fietsen, zwemmen of lezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het limbische systeem en waar bestaat het uit

A

Limbische systeem is een groep structuren in de hersenen. Deze zijn betrokken bij emotie, motivatie, genot en emotioneel gehueugen. Het bestaat onder andere uit de hippocampus, de amygdala en de prefrontale cortex

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de prefrontale cortex

A

Hersengebied uit het limbische systeem die betrokken is bij cognitieve en emotionele functies als beslissingen nemen, plannen, sociaal gedrag en impulsbeheersing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Het geheugen heeft drie functies. Welke?

A
  1. Opnemen van informatie (encoding)
  2. het verwerken en opbergen van informatie (consolidation)
  3. het ophalen of terugvinden van informatie (retrieval)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Uit welke drie componenten bestaat het geheugen volgens Atkinson en Siffrin

A
  1. Het zintuigelijk geheugen (alles wat waargenomen word)
  2. Het kortetermijngeheugen (RAM, kort onthouden en bewerken). Beperkte capaciteit
  3. Langetermijngeheugen, harde schijf. Onbeperkte capaciteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe kun je als docent rekening houden met de hippocampus in de lespraktijk

A

In de hippocampus word het langetermijngeheugen opgeslagen. Als docent kun je de informatie in het lange termijngeheugen krijgen door:

  1. Betekenis van de informatie:
  2. Aandacht voor de informatie
  3. Herhaling van automatie
  4. Associeren, aansluiten bij voorkennis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe kun je als docent rekening houden met de hippocampus in de lespraktijk

A

In de hippocampus word het langetermijngeheugen opgeslagen. Als docent kun je de informatie in het lange termijngeheugen krijgen door:

  1. Betekenis van de informatie:
  2. Aandacht voor de informatie
  3. Herhaling van automatie
  4. Associeren, aansluiten bij voorkennis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de voorwaarden voor het opslaan van informatie in het lange termijngeheugen van de hippocampus

A

Als docent kun je de informatie in het lange termijngeheugen krijgen door:

  1. Betekenis van de informatie:
  2. Aandacht voor de informatie
  3. Herhaling van automatie
  4. Associeren, aansluiten bij voorkennis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe kun je rekening houden met de amydala in de lespraktijk

A

De amydala gaat over het verwerken van emotionele betekenis van de feiten die in de hippocampus zijn opgeslagen. Emotionele betrokkenheid bepaald of we iets opslaan of niet. Het gaat vooral om positieve (plezierige) emoties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waarom kunnen leerlingen moeilijk plannen, organiseren en reguleren. Leg dit uit met behulp van een hersengebied

A

Het brein ontwikkeld zich van achteren naar voren. Vooraan zit de prefrontale cortex, deze ontwikkeld zich vanaf 12 jarige leeftijd door naar 22 jaar of zelfs 25 jaar. Leerlingen vinden dit dus nog lastig omdat de prefrontale cortex nog in ontwikkeling is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Waarom kan je als docent beter positieve emoties gebruiken in de onderwijspraktijk in plaats van het leren van een planning maken etc.

A

Het limbische systeem is wel ontwikkeld bij leerlingen, dit gaat over emoties Het bestaat onder andere uit de amygdala en de hippocampus. De amygdagla koppelt de emoties aan het langetermijngeheugen in de hippocampus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Waarom zijn leerlingen gevoelig voor beloningen en straf

A

Het limbische systeem is al ontwikkeld bij adolescenten. Ze kunnen dus goed emotioneel leren, beloningen en straf zijn hier goede voorbeelden van

20
Q

Leerlingen hebben over drie dagen een belangrijk examen. Hester staat een onvoldoende voor het vak maar kies er toch voor om een ijsje te halen met vriendinnen. Waarom kiest Hester hiervoor. Leg dit uit met behulp van de werking van de hersenen

A

De amygdala speelt een belangrijke rol bij het ervaren van beloningen en risico’s die bepaald gedrag met zich mee kunnen brengen. Omdat bij de korte termijnbeloning ook al dopamine (geluksstofje) vrijkomt is de kans groter dat de leerling gaat voor de korte termijnbeloning.De prefrontale cortex kan deze beslissing moeilijk tegen houden omdat deze nog niet volledig is ontwikkeld

21
Q

Tom, een leerling uit 3vwo wipt met zijn stoel tijdens les en het scheelt de hele tijd niets of hij zou vallen. Hoe kun je dit verklaren?

A

Maar het heeft ook een nadeel: pubers kunnen de risico’s van een situatie niet altijd goed inschatten. Ook zijn pubers erg gevoelig voor beloning. De spanning die bij risicogedrag hoort, is voor pubers een vorm van beloning. Hierdoor wordt dit gedrag nog aantrekkelijker.

22
Q

Het activeren van voorkennis is een van de vier voorwaarden voor het opslaan van informatie in het lange termijn geheugen. Hoe kun je voorkennis activeren?

A
  1. Mobilisatie: laat de leerlingen vertellen wat zij al weten over het onderwerp dmv een speeddate, interview, diagnostische toets etc
  2. Triggeren van voorkennis door middel van beeldmateriaal of filmpjes.
23
Q

Wat is het leerprincipe achter reciprocal teaching

A

Dit betekent wederkerig onderwijzen. Het leerprinciep is samenwerkend leren.

In deze methode geeft de docent eerst klassikale instructie in het toepassen van leesstrategieën door ze voor te doen via hardop denken. Daarna oefenen studenten met het toepassen van leesstrategieën, ook door onder andere hardop denken. Ten slotte passen studenten in kleine groepen de leesstrategieën toe en doen ze die aan elkaar voor.

24
Q

Waarom speelt het werkgeheugen zo’n belangrijke rol als het gaat om leerprestaties?

A

Er is snel sprake van overbelasting want het werkgeheugen heeft een beperkte capaciteit Je moet als leerling allerlei zaken kunnen combineren terwijl je delen van informatie op dat moment vasthoud in je werkgeheugen. Daarnaast is de context waarbinnen je leert van invloed (drukte klaslokaal). Wil je het optimaal laten benutten dan moet je overbelasting voorkomen.

25
Q

Op welke manier kun je het het werkgeheugen optimaliseren

A

Door goede instructie die is afgestemd op het beheersingsniveau van de leerlingen, denk hierbij aan

  • aandacht van de leerling trekken
  • helder taalgebruik
  • concreet en to the point
  • stem lengte en tempo
  • geef verwerkingstijd
  • check of de instructie is binnengekomen
26
Q

Wat houd de Yerkes-Dodson wet in?

A

De beste prestatie (cognitief of fysiek) word geleverd bij een optimaal stressniveau (optimal arousal).

27
Q

Een leerling slaapt tijdens de les geschiedenis en gaapt meerdere keren. Hoe kunnen we dit verklaren

A

Uit de Yerkes Dodson les leren wat dat verveling een voorbeeld is van onderprikkeling. Er is dan sprake van een te laag stressniveau. Ze geven in feite aan dat de aangeboden in formatie geen beroep doet op hun alertheid

28
Q

Een leerling blokkeert tijdens haar eindexamen. Ze vind het vak moeilijk. Hoe verklaar je dit?

A

De Yerkes Dodson wet zegt dat een te hoog stressniveau een negatieve invloed heeft op de prestatie

29
Q

Wat is de grootste bedreiging voor het opnemen en inprenten van informatie

A

Afleiding

30
Q

Welke verschillende vormen van aandacht kun je onderscheiden

A

Selectieve aandacht: voorrang belangrijkste prikkel
Gefocuste aandacht: uitfilteren prikkels (rode potloot)
Verdeelde aandacht: aantekeningen maken terwijl je luistet
volgehouden aandacht: langere tijd de aandacht richten op bepaalde taak-aspecten

31
Q

Een leerling is tijdens de uitleg een mindmap aan het maken van de les. Welke vorm van aandacht past deze leerling toe

A

Verdeelde aandacht (schrijven terwijl je luistert)

32
Q

Hoe kun je aandacht en concentratie op een positieve manier beïnvloeden in de lespraktijk?

A

Dit kan op vier niveaus:

  1. voorwaarden niveau
  2. instructieniveau
  3. werkvorm niveau
  4. leerling niveau
33
Q

Het is een warme dag op school. Leerlingen praten veel met elkaar en lijken de uitleg niet te begrijpen. Op welk niveau heeft de leerling moeite met de les

A

Voorwaarden niveau (het is te warm)

34
Q

In het moderne onderwijs word kapot veel gebuikt. Op welke manier is dit bevorderlijk voor de aandacht en concentratie van de leerling

A

Kahoot zorgt kort voor arousal (altertheid en stress) omdat de leerling een quizvorm aan de opdrachten werkt.

35
Q

Kinderen van de huidige generatie zouden in staat zijn om te multitasken. Leg uit of dit kan

A

Nee, dit kan niet. In werkelijkheid is de multitaskende leerling namelijk aan het taskswitchen. Er is sprake van versnipperde aandacht. Het verstoort de aandacht, de taak duurt langer en r worden twee keer zo veel fouten gemaakt

36
Q

Hoe kun je de beperkte opslagcapaciteit van het korte termijngeheugen beïnvloeden en vergroten?

A

Door chunking. Informatie word georganiseerd tot een kleiner aantal betekenisvolle eenheden,. Op deze wijze weer je ruimte in het geheugen

37
Q

Wat bedoelen we met maintenance rehearsal/repeteren

A

De kracht van herhaling

38
Q

Wat is de vergeetcurve?

A

We onthouden steeds minder naarmate de tijd verstrijkt

39
Q

Hoe kun je de vergeetcurve beïnvloeden?

A

Door gespreid leren: hoe groter de afstand tussen twee leermomenten, hoe groter het effect. Beter vroeg beginnen met het leren. Het geheugenspoor word versterkt.

40
Q

Wat is een mnemotechniek?

A

Gegevens die geen scructuur hebben (jaartallen, namen, boodschappenlijst) kan men beter uit het hoofd leren als er een alternatieve structuur mee kan worden geassocieerdd.

41
Q

De mnemotechniek vergroot de capaciteit van je geheugen. Klopt dit

A

Nee, het is een hulpmiddel om informatie te organiseren en structureren.

42
Q

Noem een aantal mnemotechniek

A

Methode van loci: virtuele wandeling door een plaats. Mindpalace van Sherlock
PQRST: preview-question-read-self recital-test
Gezichten onthouden
Mindmap
Acroniem: een woord of zin maken van de eerste letters van items die je wilt onthouden
Sleutelwoorden: leren van een taal, gebruik van sleutelwoorden
Zang: het zingen zorgt voor onthouden
Kleuren
Gebaren

43
Q

waarom is slaap belangrijk bij de efficiënte opslag van informatie in het lange termijngeheugen

A

Overdag slaan de hersenen binnenkomende informatie tijdelijk op in de hippocampus. Tijdens de slaap word informatie permanenter opgeslagen.

44
Q

Wat zijn sleutels voor het openen van de hersenpoorten bij leerlingen

A

Emotie, inspiratie, passie, flow, zintuigen en nieuwe stimuli. Laat de leerling zelf iets ruiken of ervaren. Geluid en beeld werkt ook goed

45
Q

Op welke manier bevorderd de bevlogenheid van de docent het leerproces

A

Bevlogenheid is en positieve vibratie, leerlingen maken dopamine aan. Dit zorgt voor een plezierig gevoel en betere aandacht. Ook zorgt het voor spiegel, de leerling past zich aan bij bevlogenheid van de leraar

46
Q

Wanneer ontstaat er een flow in het leerproces

A
  1. leerling is actief en gefocust
  2. de leerling heeft controle over zijn ervaring
  3. de leerling doet iets wat hij kan
  4. de leerling probeer het net iets beter te kunnen doen
47
Q

Wat zijn de kenmerken van een flow

A
  1. activiteit heeft een duidelijk doel
  2. de activiteit levert directe feedback
  3. er is evenwicht tussen uitdagingen en vaardigheden in de activiteit
  4. er ontstaat een toenemende concentratie
  5. alleen het hier en nu telt
  6. volledige beheersing van de situatie
  7. een veranderend tijdsbesef
  8. egoverlies