Les 1 - Digitale Strategie Flashcards

1
Q

Wat is de inhoud van les 1?

A
  1. De rol & evolutie van digital marketing, situering & context
  2. Strategische fundamenten
    A. Data & inzichten
    B. OGSM
    C. Persona
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Nood aan digitale & gespecialiseerde marketing skills wordt steeds groter voor organisaties, leg uit.

A
  • Nieuwe ‘expert’ skills worden belangrijker (SEO, content marketing, analytics)
  • Traditionele marketing skills verdwijnen naar achtergrond (PR, event management, planning)
  • Term ‘online marketing’ veranderd naar ‘digital’
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat was het COVID-19 effect?

A
  • Meer e-commerce activiteiten
  • Online reservatie systemen (afspraken maken was verplicht)
  • Online afhaling voor restaurants

= Exponentiële toename in online surfgedrag & koopgedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke andere verwachtingen brengen de toename van online surfgedrag & koopgedrag met zich mee?

A

𝗣𝗲𝗿𝘀𝗼𝗻𝗮𝗹𝗶𝘀𝗮𝘁𝗶𝗲:
- Ingezet door de meest ‘digital mature’ bedrijven
- Consument verwacht overal dezelfde ervaring

𝗗𝗮𝘁𝗮 𝗽𝗿𝗶𝘃𝗮𝗰𝘆:
- GDPR wetgeving vanuit EU
- Consument beslist zelf welke data gedeeld wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is Web 3.0?

A

Een internet-evolutie met gedecentraliseerde controle van gegevens en transacties.

  • Meer focus op privacy
  • Transparantie
  • Data ownership

Verdwijning van 3rd party cookies aangekondigd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waarom is Web 3.0 belangrijk voor ons?

A

Fundamentele verandering in hoe we zullen kunnen adverteren, meten en optimaliseren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Bij digitale marketing is er een toenemend belang van wat?

A
  • Technologie (digitale tools) juist gebruiken
  • Media-uitgaven optimaal inzetten
  • Kwaliteit en optimalisaties van data
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe zien bedrijven hun kosten toenemen?

A
  • Loonkosten stijgen door indexering
  • Stijgende energie & brandstof prijzen
  • Koopkracht van consumenten verminderd (indien langduring - mogelijke recessie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat betekent omnichannel?

A

Ongeacht het kanaal, de consument krijgt het gevoel dezelfde ervaring met het merk te hebben, en deze is volledig aangepast aan de noden van van de consument.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat betekent multichannel?

A

Meerdere kanalen worden onafhankelijk van elkaar gebruikt om te communiceren met een consument.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat betekent cross channel?

A

Wanneer verschillende kanalen met elkaar kunnen ‘communiceren’.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de omnichannel principes?

A
  1. Consument staat centraal
  2. Consistentie
  3. Focus op merk-beleving, niet op kanaal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het verschil tussen inside-out & outside-in?

A
  • Inside-out = bedrijfsgericht
  • Outside-in = klantgericht bij omnichannel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn enkele factoren bij het principe consistentie?

A
  • Consistent look
  • Consistent messaging
  • Consistent product/service
  • Consistent interactions
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn enkele tools die data bevatten?

A
  • Google Analytics
  • Optimizely
  • Adobe Analytics
  • Hubspot
  • Sitecore
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de complexiteit van omnichannel marketing?

A
  • Meerdere kanalen en touchpoints betrokken in elke stap
  • Consumenten gebruiken meerdere toestellen tijdens een aankoop-proces
  • Belang van kanalen verschilt per industrie (ook verschillen binnen éénzelfde industrie)
17
Q

Wat is het Shiny Object Syndrome?

A

De neiging om steeds afgeleid te worden door nieuwe, opwindende ideeën en daardoor moeite hebben met focus en het voltooien van taken.

18
Q

Waarvoor staat het OGSM framework?

A
  • Objectives; Woorden
  • Goals; Nummers
  • Strategies (initiatives); Woorden
  • Measures; Nummers
19
Q

Door persona’s te definiëren weten we nog beter:

A
  • Welke boodschap bij onze doelgroep zal aanslaan
  • Op welke kanalen we onze doelgroep het beste kunnen aanspreken
  • Hoe we onze doelgroep moeten aanspreken
20
Q

Welke twee soorten tools heb je voor data te verkrijgen?

A

Enterprise tools & Self-service tools

21
Q

Wat hoort er bij een persona?

A
  • Beschrijving persona
  • Welke noden heeft hij?
  • Wat koopt hij?
  • Welke mediakanalen zijn relevant?
  • Welke inzichten hebben we al vandaag?
  • Wat motiveert & demotiveert onze doelgroep?
  • Hoe is ons merk vindbaar voor deze doelgroep?
22
Q

Wat is een merk-propositie?

A

Hoe kunnen wij een meerwaarde zijn in het leven van onze consument?

23
Q

In welke waardes kan een merk-propositie uitgedrukt worden?

A
  • Monetary value
  • Informational value
  • Inspirational value
  • Recognition value