Lektion 1 - Willkommen Flashcards
volgen
folgen
jij
du
ook {niederländisch}
auch
de zeilcursus [m]
Segelkurs
nee
nein
ik
ich
ben
bin
een
ein, eine (Artikel)
de toerist [m]
Tourist
heten
heißen
hoe
wie
leuk
toll; lustig; schön
je
du; dich; dir; dein (Kurzform)
te leren kennen
kennenzulernen
waar
wo
vandaan
her
waar … vandaan
woher
komen
kommen
uit
aus
en
und
wat
was
is
ist
dat
das (da); jenes
voor
für; vor; vorne; bevor
wij
wir
zijn (wij, jullie, zij zijn)
sein (wir sind, ihr seid, sie sind)
allemaal
alle; alles
de beginner (Pl. beginners) [m]
Anfänger
zeg
sag (mal)
wie (niederländisch)
wer (deutsch)
voorstellen
vorstellen
ons
uns
maar
aber; doch
even
eben; gleich; ebenso
dit
das (hier); dieses
de trainer [m]
Trainer
de meneer [m]
Herr
Goedemiddag!
Guten Tag!
prettig
angenehm; schön
met
mit
u
Sie; Ihnen
kennismaken
kennenlernen
gaan
gehen
gezellig
gemütlich; gesellig
eten
essen
vanavond
heute Abend
graag
gerne
het idee
Idee; Ahnung
dan
dann
zien
sehen
(ik, jij) zie
(ich) sehe, (du) siehst
jullie
ihr; euch
straks
nachher
Dag!
Auf Wiedersehen!; Guten Tag!
(jij, u) bent
(du) bist; (Sie) sind
mijn
mein(e)
de naam [m]
Name
uw
Ihr(e)
wonen
wohnen
in
in
geboren
geboren
Hoi!
Hallo!
Duitsland
Deutschland
de mevrouw [f]
Dame; Frau
aangenaam
angenehm
we
wir (Kurzform)
hij
er
ie
er (Kurzform)
zij
sie
ze
sie; ihnen (Kurzform)
het
es
niet
nicht
of
oder; ob
hier [niederländisch]
hier [deutsch]
lang
lang
spreken
sprechen
erg
sehr; schlimm
goed
gut
Nederlands
niederländisch
willen
wollen
naar
nach, zu, in
Italië
Italien
leren
lernen
zeilen
segeln
uitgaan
ausgehen, hinausgehen
Nederland
Niederlande
Duits
deutsch
Engeland
England
Engels
englisch
Frankrijk
Frankreich
Frans
französisch
België
Belgien
Belgisch
belgisch
Italiaans
italienisch
Spanje
Spanien
Spaans
spanisch
Zwitserland
Schweiz
Zwitsers
schweizerisch
Polen
Polen
Pools
polnisch
Oostenrijk
Österreich
Oostenrijks
österreichisch
Portugees
portugiesisch
de cursist [m]
Kursteilnehmer
de Nederlander, Nederlandse
Niederländer, Niderländerin
waarom
warum
de zeilschool [f]
Segelschule
de studie [f]
Studium
Goedemorgen!
Guten Morgen!
Goedenavond!
Guten Abend!
Welterusten!
Schlaf gut!
Doei!
Tschüss!
Tot ziens!
Auf Wiedersehen!
Daag!
Tschüss!
Tot straks!
Bis nachher!
Slaap lekker!
Schlaf gut!
nou
nun, jetzt, also
de Ostenrijker, Ostenrijkse
Österreicher, Österreicherin
de Pool, Polse
Pole, Polin
folgen
volgen
du
jij
auch
ook
Segelkurs
de zeilcursus [m}
nein
nee
ich
ik
bin
ben
ein, eine (Artikel)
een
Tourist
de toerist [m]
heißen
heten
wie {deutsch}
hoe
toll; lustig; schön
leuk
du; dich, dir; dein (Kurzform)
je
kennzulernen
te leren kennen
wo {deutsch}
waar
her {deutsch}
vandaan
woher
waar … vandaan
kommen
komen
aus
uit
und
en
was {deutsch}
wat
ist
is
das (da); jenes
dat
für; vor; vorne; bevor
voor
wir
wij
sein, sind
zijn
alle, alles
allemaal
Anfänger
de beginnger (Pl. beginners) [m]
sag (mal)
zeg
wer {deutsch}
wie {niederländisch}
vorstellen
voorstellen
uns
ons
aber; doch
maar
eben; gleich; ebenso
even
das (hier); dieses
dit
Trainer
de trainer [m]
Herr
de meneer [m]
Guten Tag! (mittags)
Goedemiddag!
angenehm; schön
prettig
mit
met
Sie, Ihnen
u
kennenlernen
kennismaken
gehen
gaan
gemütlich, gesellig
gezellig
essen
eten
heute Abend
vanavond
gerne
graag
Idee; Ahnung
het idee
sehen
zien
(ich) sehe, (du) siehst
zie
ihr, euch
jullie
nachher, später
straks
Auf Wiedersehen!, Guten Tag!
Dag!
(du) bist, (Sie) sind
bent
mein(e)
mijn
Name
de naam [m]
Ihr(e)
uw
wohnen
wonen
Hallo!
Hoi!
Deutschland
Duitsland
Dame, Frau
de mevrouw [f]
angenehm
aangenaam
wir (Kurzform)
we
er
hij
er (Kurzform)
ie
sie
zij
sie; ihnen (Kurzform)
ze
sie; ihnen (Kurzform)
ze
es
het
nicht
niet
oder; ob
of
schon; all(e)
al
sprechen
spreken
sehr; schlimm
erg
gut
goed
niederländisch
Nederlands
wollen
willen
nach, zu, in
naar
Italien
Italië
lernen
leren
segeln
zeilen
ausgehen, hinausgehen
uitgaan
Niederlande
Nederland
deutsch
Duits
England
Engeland
englisch
Engels
Frankreich
Frankrijk
französisch
Frans
Belgien
België
belgisch
Belgisch
italienisch
Italiaans
Spanien
Spanje
spanisch
Spaans
Schweiz
Zwitserland
schweizerisch
Zwitsers
polnisch
Pools
Österreich
Oostenrijk
österreichisch
Oostenrijks
portugiesisch
Portugees
Kursteilnehmer
de cursist [m]
Niederländer, Niderländerin
de Nederlander, Nederlandse
warum
waarom
Studium
de studie [f]
Segelschule
de zeilschool [f]
Guten Morgen!
Goedemorgen!
Guten Abend!
Goedenavond!
Schlaf gut!
Welterusten!
Tschüss!
Doei!
Auf Wiedersehen!
Tot ziens!
Tschüss!
Daag!
Bis nachher!
Tot straks!
Schlaf gut!
Slaap lekker!
nun, jetzt, also
nou
Österreicher, Österreicherin
de Oostenrijker, Oostenrijkse
Pole, Polin
de Pool, Poolse