Leerdoel 5 Flashcards

1
Q

Wat is de bovenstroom?

A

In de bovenstroom worden allerlei documenten en systemen gemaakt en processen aangepast. Denk aan een nieuw organogram, logo, klantsysteem, regels en afspraken enz,

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de onderstroom?

A

In de onderstroom gaan de organisaties en de individuen daar binnen een psychologisch proces van loslaten naar een nieuw begin. Het is een proces van rouwen naar opbouwen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Diverse methodes voor het realiseren van de bovenstroom.

A
  • Programmamanagement
  • Projectmanagement
  • Scrum
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Stappen van het model van systemisch transitiemanagement (onderstroom)

A
  1. Urgentie
  2. Loslaten
  3. Niet weten
  4. Creatie
  5. Nieuw begin
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Afweer reacties in de fase loslaten

A
  • Verdringing en ontkenning
  • regressie
  • Isolering en reactievorming
  • Verplaatsen
  • Rationaliseren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Willen veranderen

A

Bij willen gaat het om de intentie om de verandering te adopteren en een actieve bijdrage te willen leveren om de verandering tot een succes te maken.

Het gaat om de volgende elementen:
- Arbeidsinhoud
- Arbeidsomstandigheden
- Arbeidsvoorwaarden
- Arbeidsrelaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe zorg je dat mensen willen veranderen?

A
  • Emoties: erkennen dat het ervoor zorgt dat mensen moeten loslaten en een periode van onzekerheid ervaren
  • Meerwaarde: mensen de meerwaarde laten voelen zodat zij ook willen veranderen
  • Betrokkenheid: mensen laten betrekken zodat zich verbonden voelen met de organisatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Moeten veranderen

A

Bij moeten gaat het om de druk die ervaren wordt om mee te gaan in een verandering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Interne druk

A

De druk van binnenuit om de verandering in te zetten. Dit heeft te maken met de urgentie van de verandering. De interne druk wordt verhoogd op mensen als er een medewerkers meegaan in de verandering en daar actief betrokken zijn.
- Verandering krijgt prioriteit
- Het krijgt aandacht in prestaties
- Er worden budgetten vrij gemaakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Externe druk

A

Triggers van buitenaf die medewerkers het gevoel geven dat ze wel mee moeten veranderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Adoptiecategorieën

A
  1. Innovators
  2. Early adaptors
  3. Early majority
  4. Late majority
  5. Laggards
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Kunnen veranderen

A

Gaat erom of de persoon zich in staat acht om de verandering te kunnen realiseren met de informatie die hij gekregen heeft.
- Kennis en ervaring
- Aansturing
- Informatie
- Verandervermogen
- Beheersbaarheid
- Timing
- Complexiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Meten van veranderbereidheid

A

Veranderbereidheid wordt bepaald door 4 factoren:
1. Emoties die de verandering oproept
2. Ervaring met de voorafgaande veranderingen
3. Gevolgen van de verandering voor werk
4. Houding van collega’s bij vernaderingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is storytelling?

A

Als leider en als veranderaar heb je een goed verhaal nodig om te rechtvaardigen dat je de boel weer overhoopgooit en de verandering in gang zet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Aspecten van de kracht in verhalen

A
  1. Verhalen sluiten aan bij onze manier van informatieverwerking
  2. Verhalen geven context
  3. Verhalen maken abstracte concreet
  4. Verhalen geven richting
  5. Verhalen zorgen voor zin-en betekenis geving
  6. Verhalen geven inzicht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly