Leefstijl en gezond gedrag Flashcards

1
Q

Gezond zijn is je sociale rollen vervullen. Welke gezondheidsvisie is hierop van toepassing?

A

Sociologische gezondheidsvisie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Gezondheid kan men beschouwen als een situatie waarbij iemand goede relatie onderhoudt met zijn omgeving en zich veilig voelt in deze relaties. Welke gezondheidsvisie sluit hierbij aan?

A

Sociologische visie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

In Nederland is iedereen verplicht verzekerd tegen ziektekosten. Welke gezondheid beïnvloedende factor in het model van Lalonde is hierop van toepassing?

A

Medische zorg en preventie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke type jongeren zijn financieel het meest kwetsbaar?

A

Trendsetter en levensgenieter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke classificatiesystemen zijn geschikt voor het vergelijken van sterftestatistieken tussen ziekenhuizen?

A

ICD

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wanneer ervaart een mens gezondheid volgens de humanistische visie?

A

Wanneer er sprake is van zelfverwerkelijking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Op welke groep mensen richt primaire preventie zich?

A

Gezonde personen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wanneer is er sprake volgens de WHO van een handicap?

A

Als het maatschappelijk functioneren wordt belemmerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn fysische factoren?

A

omgevingsfactoren die gezondheidsrisico’s met zich mee kunnen brengen. Denk bijvoorbeeld aan geluid, binnenklimaat, verlichting en straling. Maar ook aan de ruimte en omgeving waarin wordt gewerkt en de apparatuur die wordt gebruikt, zoals machines.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke type preventie is het borstonderzoek?

A

Secundaire preventie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Zorggerelateerde preventie

A

richt zich op mensen met een ziekte of aandoening en voorkomt dat een bestaande aandoening leidt tot complicaties, beperkingen, een lagere kwaliteit van leven of sterfte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Geïndiceerde preventie

A

richt zich op mensen met beginnende klachten en voorkomt dat beginnende klachten verergeren tot een aandoening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Secundaire preventie:

A

vroege opsporing van ziekten of afwijkingen bij personen die ziek zijn, een verhoogd risico lopen of een bepaalde genetische aanleg hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Universele preventie

A

richt zich op de gezonde bevolking (of delen daarvan) en bevordert en beschermt actief de gezondheid van de bevolking.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is Lean Body Mass?

A

is het totale gewicht van je lichaam minus al het gewicht dat door je vetmassa wordt veroorzaakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Primaire preventie:

A

activiteiten die voorkomen dat gezonde mensen een bepaald gezondheidsprobleem, ziekte of ongeval krijgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Secundaire preventie:

A

vroege opsporing van ziekten of afwijkingen bij personen die ziek zijn, een verhoogd risico lopen of een bepaalde genetische aanleg hebben. De ziekte kan daardoor eerder worden behandeld, zodat deze eerder geneest of niet erger wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Tertiaire preventie:

A

voorkomen van complicaties en ziekteverergering bij patiënten. Ook het bevorderen van de zelfredzaamheid van patiënten valt hieronder.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Ziektepreventie:

A

voorkomt specifieke ziekten of signaleert deze vroegtijdig. Voorbeelden: screening, vaccinaties en preventieve medicatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Gezondheidsbevordering:

A

bevordert een gezonde leefstijl en een gezonde sociale en fysieke omgeving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Gezondheidsbescherming:

A

beschermt de bevolking tegen gezondheidsbedreigende factoren. Voorbeelden: kwaliteitsbewaking van drink- en zwemwater, afvalverwijdering en verkeersveiligheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is alternatieve zorg of complementaire zorg

A

zijn behandelingen waarvoor - nog - geen wetenschappelijk bewijs is geleverd. Voorbeelden zijn acupunctuur, natuurgeneeskunde en homeopathie. Artsen en andere zorgverleners kunnen alternatieve zorg bieden. Meestal naast reguliere zorg, maar soms ook in plaats van reguliere zorg. Alternatieve geneeswijzen kunnen een aanvulling zijn op jouw reguliere medische zorg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat houdt attitude in binnen het ASE model?

A

houden de opvattingen van een persoon in, gebaseerd op bijvoorbeeld kennis, ervaringen en voorbeelden van anderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat houdt de sociale invloed in binnen het ASE model?

A

is de invloed of sociale norm die anderen uitoefenen om bepaalde gedragingen wel of niet te vertonen. De invloed van groepen waartoe de persoon behoort en de drang om zich aan te passen, is hier zeker een belangrijke factor.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat houdt eigen effectiviteit in binnen het ASE model?

A

is de inschatting of iemand zekere gedragingen wel of niet uit kan voeren. Zelfbeeld, positieve en negatieve ervaringen, faalangst en persoonlijke kenmerken zijn hierbij relevant. Ook invloeden van buitenaf en financiële situatie kunnen meewegen in de eigen effectiviteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Welke vaccinaties krijgen baby’s tussen de 6 - 9 weken?

A

DKTP- Hib- HepB- Pneu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wanneer een moeder niet is ingeënt krijgt een kind op de leeftijd van 2 maanden de volgende inenting extra

A

DKTP-Hib-HepB

28
Q

Welke vaccinatie krijgt een baby met 5 maanden?

A

DKTP-Hib-HepB-Pneu

29
Q

Welke vaccinatie krijgt een baby met 11 maand?

A

DKTP-Hib-HepB-Pneu

30
Q

Welke vaccinaties wordt gegeven bij 14 maand?

A

BMR en MenACWY

31
Q

Welke vaccinatie wordt gegeven bij 4 jaar?

A

DKTP

32
Q

Welke vaccinatie wordt gegeven bij 9 jaar?

A

BMR en DTP

33
Q

Welke vaccinatie wordt gegeven bij 12 jaar?

A

HPV 1 en 6 maand later HPV 2

34
Q

Pathogenese

A

visie waarin er stapsgewijs gekeken wordt naar het ontstaan, ontwikkelen en verloop van een aandoening of ziekte

35
Q

Salutogenese

A

gaat om de benadering van de mens, die zich richt op factoren die gezondheid en welbevinden stimuleren in plaats van de factoren die ziekte veroorzaken en die in het middelpunt van de pathogenese staan.

36
Q

Medisch biologische visie

A

Ziekte is een defect aan het lichaam. Oorzaak kan neurologisch of biochemisch zijn. Of het defect is gevolg van externe invloeden. Problemen worden op een natuurwetenschappelijke manier geïnterpreteerd.

37
Q

Psychologische visie

A

Gedrag en symptomen van ziekten verklaard door geestelijke factoren en cognitieve processen zoals denken, voelen, waarnemen en herinneren. Men richt zich op de vraag of de persoon in staat is zelf gestelde doelen te behalen en hiermee aan een belangrijke geestelijke behoefte te voldoen.

38
Q

Sociologische visie

A

Nadruk gelegd op de relatie tussen gezondheid en sociale omgeving. Maatschappelijk functioneren wordt boven persoonlijke gevoelens gesteld. Systeem beïnvloed het in positieve of negatieve zin.

39
Q

Humanistische visie

A

Persoonlijke groei van mens centraal. De mens moet zich in volle vrijheid kunnen ontwikkelen (Maslow). Eerst moeten de belangrijkste basisbehoeften bevredigd zijn voor iemand toekomt aan andere behoeften.

40
Q

Holistische visie

A

Gezondheid moet gezien worden in het licht van het totale functioneren van de mens. De lichamelijke, geestelijke, sociale en spirituele elementen kunnen niet gescheiden worden, ze zijn van belang voor een goede gezondheid en beïnvloeden elkaar.

41
Q

Wat is positieve gezondheid

A

Positieve gezondheid is een bredere kijk op gezondheid, uitgewerkt in zes dimensies. Met die brede benadering draag je bij aan het vermogen van mensen om met de fysieke emotionele en sociale uitdagingen in het leven om te gaan.

42
Q

WHO visie op gezondheid

A

Gezondheid is een toestand van volledige fysieke, geestelijke en sociaal welbevinden en niet van louter het ontbreken van een ziekte.

43
Q

Wat is de kern van het Lalonde Model?

A

Gezondheid is uitgangspunt. Kern zijn de factoren die van invloed zijn op de gezondheid en ziekte, de zogenaamde gezondheidsdeterminanten;

  • endogene persoonsgebonden gezondheidsdeterminanten (biologische factoren)
  • leefstijl en gedrag
  • medische zorg en preventie
  • extern milieu
44
Q

Epidemie

A

een ziekte die normaal gesproken niet vaak voorkomt, komt ineens erg veel voor in bepaald gebied.

45
Q

Endimie

A

Tegenovergestelde epidemie, de ziekte sluimert gewoon door en is terugkerend.

46
Q

Etiologische factoren

A

zijn factoren die het gezondheidsprobleem veroorzaken. Veel gezondheidsproblemen worden niet door één oorzaak veroorzaakt, maar door een aantal oorzaken die gelijk aanwezig zijn.

47
Q

Diagnostische factoren

A

factoren die onderscheiden welk persoon wel en welke niet een bepaalde ziekte hebben.

48
Q

Prognostische factoren

A

zijn determinanten die, zodra de ziekte eenmaal in gang is gezet, van invloed zijn op het verloop van het ziekteproces.

49
Q

Morbiditeit; incidentie en prevalentie

A

Morbiditeit (ziektecijfer). Prevalentie en incidentie beschrijven morbiditeit ten gevolge van een zekere ziekte. De prevalentie is het aantal personen van een omschreven doelgroep dat op een gegeven moment aan de ziekte lijdt.

Incidentie; het aantal personen van een omschreven bevolkingsgroep, dat gedurende een gegeven tijdsperiode de ziekte krijgt.

50
Q

Lichamelijke gezondheid

A

conditie van het lichaam waarbij allerlei factoren meewegen

51
Q

Psychische factoren

A

verwijst naar cognitief (denken) emotioneel (voelen) en sociaal welzijn

52
Q

Sociaal functioneren

A

definieert de wijze waarop een individu interacteert binnen een bepaalde contex en zijn mogelijkheden om sociale rollen te vervullen binnen deze verschillende contexten zoals werk, sociale activiteiten en relaties.

53
Q

Wat wordt bedoeld met ‘van intentie naar gedrag’

A

betekent dat we van plan zijn ons op een bepaalde nieuwe manier te gedragen. Zitten er voldoende positieve aspecten aan het gedrag, dan krijgen mensen de intentie om het gedrag te vertonen

54
Q

Wat wordt bedoelt met vaardigheden en barrieres (ASE model)

A

Het hebben van vaardigheden om het uiteindelijke gedrag uit te voeren is dus enorm van belang. Heb je deze niet, dan kan de intentie om meer te bewegen er zeker zijn, maar lukt het niet dit daadwerkelijk te doen. Barrières zorgen ervoor dat mensen dat gedrag er maar bij laten zitten.

55
Q

Attitude (ASE model)

A

Om intentie tot gedrag te hebben, moeten we eerst een positieve attitude hebben ten aanzien van gedrag, een positieve houding.

56
Q

Eigen effectiviteit (ASE model)

A

we moeten onszelf in staat achten het gedrag uit te kunnen voeren. Het gaat er niet om dat we daadwerkelijk kunnen, maar dat we denken het te kunnen.

57
Q

Health Belief Model

A

De ervaren gezondheidsdreigingen en de evaluatie van het aanbevolen gedrag bepalen dat mensen besluiten gezond gedrag te vertonen, stelt het Health Belief Model.

58
Q

Gedragsverandering model Stages of Change

A

Vijf fasen brengen iemand van besef tot volhouden gedrag. Fase 6 is terug bij af.

  1. Niet nadenken om gedrag te veranderen.
  2. Nadenken om gedrag te veranderen.
  3. Voorbereiden
  4. Actie
  5. Onderhouden
59
Q

Verdovende middelen

A

Kalmerend en ontspannende werking. Voorbeelden; heroïne, opiaten, GHB, alcohol en slaapmiddelen.

60
Q

Stimulerende middelen

A

Gevoel meer energie, alerter. Voorbeelden; cocaïne, amfetamine, tabak en koffie.

61
Q

Gezondheidsbescherming

A

Beschermt de bevolking tegen gezondheidsbedreigende factoren. Kwaliteit drinkwater, afvalverwijdering, verkeersveiligheid.

62
Q

Hallucinerende middelen

A

Bewustzijn veranderend. Voorbeelden; cannabis, LSD, mescaline, PCP, ketamine.

63
Q

DALY (quality adjusted life years)

A

zijn een maat voor de totale last die ontstaat door ziektes. Opgedeeld in 2 delen

  • jaren geleefd met ziekte
  • jaren verloren door vroegtijdige sterfte
64
Q

Model van gedragsverandering Stages of changes

A
  1. Ontkenning
  2. Erkenning
  3. Verkenning
  4. Actie
  5. Volhouden
65
Q

GVO Methodiek

A

Gezondheidsvoorlichting en opvoeding.

  1. Gezondheidskundige analyse
  2. Determinanten van gezondheid bepalen
  3. Gezondheidskundige interventies
  4. Evaluaties
66
Q

2.

A