Latijnse woorden en uitdrukkingen (woordenschat 5) Flashcards
1
Q
ad hoc
A
voor de zaak; voor dit doel in bijzonder
2
Q
ad rem
A
gepast; ter zake (gevat)
3
Q
alter ego
A
andere kant van jezelf; tweede ik
4
Q
casu quo
A
in het zich voordoende geva;
5
Q
communis opinio
A
algemene mening; opvatting van de gemiddelde burger
6
Q
conditio sine qua non
A
noodzakelijke voorwaarde
7
Q
contradictio in terminis
A
term die een innerlijke tegenspraak bevat
8
Q
corpus delicti
A
voorwerp waarmee een misdrijf is gepleegd
9
Q
cum laude
A
met lof
10
Q
cum suis
A
met de zijnen
11
Q
Deo volente
A
zo de Heere wil (en wij leven)
12
Q
ex aequo
A
op gelijke hoogte
13
Q
modus operandi
A
werkwijze
14
Q
mutatis mutandis
A
met de veranderingen die nodig zijn bij een andere toepassing
15
Q
nota bene (NB)
A
let goed op