Latijn les 6 Flashcards
1
Q
bellum, bella
A
oorlog, 2
2
Q
gerere
A
1 dragen
2 voeren
3
Q
victoria, victoriae
A
overwinning, 1
4
Q
dux, duces
A
aanvoerder, leider, 3
5
Q
equus, equi
A
paard, 2
6
Q
sedere, golfje op de tweede e
A
zitten
7
Q
pugna, pugnae
A
gevecht, 1
8
Q
vincere
A
(over)winnen
9
Q
fugere, fugio
A
vluchten
10
Q
interea
A
intussen
11
Q
exspectare
A
wachten (op)
12
Q
forum, fora
A
forum, marktplaats
13
Q
pro + abl
A
1 voor
2 in plaats van
14
Q
vita, vitae
A
(het) leven, 1
15
Q
pugnare
A
vechten