Grieks🇬🇷 les 14 Flashcards
1
Q
αιρεω
A
grijpen, pakken
2
Q
αρα
A
leidt vraagzin in; niet vertalen
3
Q
βαινω
A
gaan, stappen
4
Q
δυο
A
twee
5
Q
εξαιφνης
A
plotseling
6
Q
ό θανατος
A
de dood
7
Q
θαύμαζω
A
1 bewonderen
2 zich verwonderen over
8
Q
μετα, μετ´, μεθ´ + gen
A
(samen) met
9
Q
οι μεν … οι δε … mv
A
sommige … anderen …
10
Q
παρειμι
A
aanwezig zijn
11
Q
πιοτευω + dat
A
geloven, vertrouwen op
12
Q
ποτε
A
eens, ooit
13
Q
το υδωρ, υδατος
A
water
14
Q
φυλαττω
A
1 bewaken
2 beschermen