Lagerschoolkind Volgens Piaget Flashcards

1
Q

Welke stadium(7-12jaar)

A

Concreet-operationele stadium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat gebeurde er is de concreet operationele fase

A

Het kind zet grote stappen vooruit, de vaardigheden en denken is gevorderd. Maken minder denkfouten omdat ze systematisch, concreet en logisch denken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Systematisch denken?

A

Ze ordenen verschillende voorwerpen of eigenschappen van bepaalde criteria in waarneembare/ervaarbare situaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Systematisch denken (1ste fase)

A

1.Seriatie: voorwerpen volgens een bepaalde dementie ordenen. (Bv; Groot naar klein, dik naar dun)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Systematisch denken (2de fase)

A

2.Transitieve interferentie; voorwerpen in gedachten ordenen in hun hoofd houden. Het is een startpunt om aan iets te beginnen. (Bv; ze weten dat papa ouder is dan mama maar…)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Systematisch denken (3de fase)

A

3.classificatie; voorwerpen sorteren volgens meerdere ordening-princiepes (bv: eerst volgens kleur, en dan klein naar groot)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat gebeurdt er in de Denken concreet fase?

A

Het denken heeft nog beperkingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Denken concreet(1ste fase)

A
  1. Zitten vast concreet fysiek denken ; ze moeten nog een situatie zelf nog waarnemen/ervaren. Ze zijn in staat handelingen en activiteiten ui te voeren, maar alleen met specifieke objecten waarmee ze bekend zijn.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Denken Concreet (2de fase)

A

2.niet abstract denken; ze kunnen niet nadenken over situaties die ze niet zelf ervaren of waarnemen. Ze moeten ze een visuele voorstelling hebben. (Bv:om iets nieuws uit te leggen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Denken concreet (3de fase)

A

3.niet realistisch denken; ze denken nog magisch. Ze hebben grote fantasie, dankzij het magisch denken blijven verhalen wel leuk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat gebeurd er in de Denken logisch fase?

A

Om een probleem op te lossen maken ze gebruik van logica, iets wat ze in het verleden hebben gebruikt, kunnen ze opnieuw toepassen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Denken logisch(1ste fase)

A

1.Decenteren; niet gefocused op 1 kenmerk, maar brengt verschillende elementen in verband en houd met dingen rekening ( bv; twee auto’s vertrekken op het zelfde begin punt maar…)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Denken logisch (2de fase)

A

2.Reversebel denken: Handelingen metaal terug keren om terug te komen bij het beginpunt.( een pannenkoek;die is gemaakt door melk, eieren, bloem…)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Denken logisch 3de fase)

A

3.Perspectief nemen; het kan zich verplaatsen in iemands ander zen zichtpunt, kan rekening houden met anderen. (Bv: papa zit tegen over het kind, die kan vertellen wat papa ziet.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Denken logisch(4de fase)

A

4.Conservatieve probleem oplossen; ze begrijpen dat iets van vorm kan veranderen, maar de inhoud hetzelfde kan blijve. (Bv; een lang, small glas kan evenveel water bevatten als een breed, laag glas.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Denken logisch (5de fase)

A

5.Aandacht voor begin en eindtoestand; ze houden rekening met het begin en einde maar ook het proces er tussenin. (Bv; ze weten dat appelsap in een appel zat en er werd uit gehaald door het te persen.)