Algemeen Lagerschoolkind Flashcards

1
Q

Welke vooruitgang cognitief vlak

A

Beter abstract denken en in opgroeing ontdekken ze waar ze wel en niet goed op presteren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Zelfbeeld= 2domeinen?

A

1.Intellectueel domein en 2.persoonlijk domein

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Intellectuele domein=?

A

Cognitieve zelfbeeld; schoolse prestaties en intelligentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Persoonlijk domein=?

A

2.sociaal zelfbeeld; interactie met anderen.
3.emotioneel zelfbeeld; je gevoelens
4.fysiek zelfbeeld; uiterlijke kenmerken en lichamelijke presentaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe bepalen ze hun zelfbeeld

A

Door de feedback van andere

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Sociale vergelijking

A

Vergelijken hun zelf heel veel met anderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Neerwaartse sociale vergelijking

A

Als het zelfbeeld in gevaar komt; ze vergelijken met iemand die minder goed presteert als hun. En beschermen zo hun eigen zelfbeeld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Fases zijn aangeboren-Factoren spelen een rol

A

-Rijping
-lichamelijke processen
-sociale vergelijking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wanneer is kind schoolrijp

A

-voldoende taalbegrip heeft;
-fysiek sterk genoeg; hele dag op school zitten.
-metaal sterk; lang genoeg concentreren.
-Emotioneel; klasgroep functioneren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Ze moeten voldoen aan voorwaarden

A

1.Cognitieve vaardigheden.
2.Schrijfvoorwaarden
3.rekenvoorwaarden
4.leesvoorwaarden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Leergeschiktheid hangt af van verschillende factoren.

A

-Het (sociale) milieu waar het kind opgroeit.
-De persoonlijkheid van het kind.
-De intelligentie
-De leerkracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Om School klaar zijn te bepalen kijk je naar 4 factoren

A

1.Het kind zelf
2.De ouders
3.De leerkracht
4.Schoolrijpheidstesten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat doe je als ouder om je kind te helpen voor school

A

Geef een stimulerende omgeving, daag het kind uit ook zelf na te denken en betrek hun in activiteiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe leert een lagereschoolkind

A

Ze nemen eerst graag kennis op; leren veel op korte tijd en zijn gemotiveerd om te leren. En hebben kennisvaardigheden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Cognitieve vaardigheden op school

A

Leren, denken, onthouden en redeneren heeft het kind nodig op school.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Kortetermijngeheugen verbeterd

A

Gebruiken strategieën om te onthouden, kunnen nadenken over het geheugen.

17
Q

Ze gebruiken geheugensteuntjes; welke

A

1.Ezelsbruggetjes.
2.Acroniemen, afkortingen
3.Ordenen
4.Kapstokmethode, dingen koppelen
5.Verbaliseren, uitleggen

18
Q

Wat is vrije tijd?

A

Het is de tijd die je niet besteed aan verplichte activiteiten
. Je ervaart het als ontspanning en doet het graag.

19
Q

Wat is Actieve vrije tijd ?

A

Bestaat uit activiteiten waarmee je lichamelijke of fysiek actief bent.

20
Q

Hoe activiteiten begeleiden en organiseren

A

-Bereid voor op de OVUR-methode
-Houd rekeningen deel groep
-rekening met wensen en behoeften, beperkingen
-bedenk straffe en beloningen