La gastronomie Flashcards
le petit-déjeuner
het ontbijt
les repas
de maaltijden
le déjeuner / le lunch
het middagmaal, de lunch
de bruch
de bruch
le dîner / le souper
het avondmaal
l’apéritif
het aperitief
les amuse-bouche / les amuse-geule / les zakouskis
de hapjes
l’entrée
het voorgerecht
la soupe / le potage
de soep
le plat (principal)
het (hoofd-) gerecht
le déssert
het dessert
cuisiner / faire la cuisine
koken
préparer les repas
de maaltijden klaarmaken
éplucher
schillen
rincer les fruit et les légumes
het fruit en de groenten afspoelen
couper
snijden, hakken
émincer
fijnhakken
cuire les aliments
het voedsel koken
cuire un steak
een biefstuk bakken
mélanger
mengen
remuer
roeren
les utensils de cuisine
het keukengerei
les couverts
het bestek
un couteau
een mes
une fourchette
een vork
une cuillière
een lepel
un bol
een kommetje
une assiette
een bord
un plat
een dienbord
une louche
een pollepel
une spatule (en bois)
een (houten) spatel
une planche à découper
een snijplank
une casserole
een kookpot
un couvercle
een deksel
un presse-agrumes
een citruspers
un tire-bouchon
een kurkentrekker
een saladier
een (meng) kom
une passoire
een vergiet
un mixeur
een mixer
un robot mixeur
een keukenrobot
une poêle (antiadhésive)
een (antikleef-) pan
un moule (à cake)
een (cake-) vorm
un verre doseur
een maatbeker
une balance
een weegschaal
un four (à micro-ondes)
een (microgolf-) oven
un cuiseur vapeur
een stoomkoker
un four à vapeur
een stoomoven
un bouilloire
een waterkoker
les fruits
het fruit
les agrumes
de citrusvruchten
le citron
de citroen
le citron vert
de limoen
le pamplemousse
de pompelmoes
l’orange
de appelsien
la mandarine
de mandarijn
la clémentine
de clementijn
le kiwi
de kiwi
la poire
de peer
la pomme
de appel
la rhubarbre
de rabarber
la cerise
de kers
la fraise
de aardbei
l’abricot
de abrikoos
la frambois
de framboos
la groseille
de rode bes
le melon
de meloen
la figue
de vijg
la myrtille
de bosbes
la nectarine
de nectarine
la pêche
de pêche, de perzik
la pastèque
de watermeloen
la mûre
de braambes
la prune
de pruim
le raisin
de druif
la banane
de banaan
l’ananas
de ananas
la mangue
de mango
les légumes
de groenten
une carotte
een wortel
un poivron
een paprika
une aubergine
een aubergine
une tomate
een tomaat
une courgette
een courgette
un haricot (vert)
een (groene) boon
un petit pois
een erwt
une pomme de terre
een aardappel
une patate douce
een zoete aardappel
une betterave (rouge)
een (rode) biet
les épinards
spinazie
un artichaut
een artisjok
un chou (rouge)
een (rode) kool
un brocoli
een broccoli
un chou-fleur
een bloemkool
un poireau
een prei
un céleri
een selder
un concombre
een komkommer
une laitue
een kropsla
un oignon / un ognon
een ui
l’aïl
look
un avocat
een advocado
un radis
een radijs
une endive / un chicon
een witloof
un fenouil
een venkel
un potiron / un potimarron
een pompoen
un panais
een pastinaak
un champignon
een paddenstoel
een navet
een raap
les epices
de kruiden
le poivre
peper
le sel
zout
lethym
tijm
les herbes de Provence
Provençaalse kruiden
l’origan
oregano
le laurier
laurier
la cannelle
kaneel
le piment
chilipeper
les pâtes
de pasta
le riz
de rijst
la yaourt
de yoghurt
le fromage blanc
de platte kaas
le beurre
de boter
la crème (fraîche)
de (verse) room
un oeuf
een ei
la pâte à tartiner
de smeerpasta
la confiture
de confituur
la sauce
de saus
le jambon
de hesp
le fromage
de kaas
le poisson
de vis
la volaille
het gevogelte
la viande
het vlees
le poulet
de kip
les céréals
de granen
le granola
de granola
les conserves
de conserven / het eten in blik
l’eau minérale / plate
het plat water
le soda
het frisdrank
le vin (blanc - rouge- rosé)
de wijn (witte- rode- rosé)
l’eau pétillante / gazeuse
het bruiswater
le champagne
de champagne
le jus (de fruits / d’orange / …)
het sap (vruchten / appelsien / …)
le lait
de melk
le vin mousseux
de schuimwijn
le café
de koffie
la bière
het bier
le chocolat chaud
de warme chocolademelk
délicieux, délicieuse
heerlijk
le thé
de thee
savoureux, savoureuse / succulent
smaakvol
parfait
perfect
tendre
zacht
bon
lekker
appétissant
lekker uitzien
se régaler
genieten
infect
vies
immangeable
niet te eten
fade
flauw
croquant
krokant
trop cuire
te hard gebakken
sublime
subliem
salé
gezout
sucré
gesuikerd
dégoûtant
degoutant
excellente
prima
une crêpe
een pannenkoek
une baguette
een stokbrood
une gaufre
een wafel
un biscuit
een koek
une tarte
een taart
un gâteau
een gebak
un croissant
een croissant
un pain
een brood
le sucre
de suiker
la farine
de bloem
un pain au chocolat
een chocoladebroodje
l’huile (d’olive)
de (olijf-) olie
le vinaigre
de azijn
les bonbons
het snoep
le chocolat
de chocolade
les boissons
de dranken
épicé
gekruid
omnivore
alleseter
lourd
zwaar
végétarien
vegetariër
mauvaise
slecht
flexitarien / semi-végétarien
flexitariër
végan / végétalien
veganist
la régime sans gluten
het glutenvrij dieet
la régime sans lactose
het lactosevrij dieet
