Kunstenaar & Smaak Flashcards
Op welke wijze is het beeld van een kunstenaar verandert?
Vroeger: nadruk op ambachtelijkheid en bekwaamheid. Kunstwerk als zorgvuldig en ambachtelijk vervaardigd object.
In 19e: nadruk op individuele creativiteit vd kunstenaar. Hogere waardering van het idee, het concept, en de persoonlijkheid v kunstenaar. Ook: interesse in persoonlijkheid, biografische en zelfs psychologische omstandigheden die de betreffende kunstenaar hebben gevormd.
Wat zijn tegenwoordig eigenschappen van ‘echte’ kunstenaars (à la het romantische ‘hongerende kunstenaar op een zolderkamer-model’)? En waartoe leidt dat beeld?
Verbeeldingskracht, inventiviteit, spontaniteit, creative zelfexpressie. Extra plus: onconventioneel leven, en creatieve krankzinnigheid.
Kunstenaar voelen zich onbegrepen, genegeerd of miskend door hun saaie, fantasieloze en doodnormale tijdgenoten.
Bijv: Vincent van Gogh, die tijdens zijn leven nooit een schilderij verkocht, krankzinnig werd, en eerst zijn oor afsneed om zich vervolgens van het leven te beroven.
Michelangelo (1475-1564)
Eerste ‘superster’ van de kunstgeschiedenis (in de Renaissance). Schilder, beeldhouwer, architect én dichter. Beschouwde artistieke talent als ‘goddelijk’, had als bijnaam ‘Il Divino’, en vergeleek in sonnetten het scheppingsproces van zijn kunst met Gods schepping van de mens.
Wanneer en waarom begonnen kunstenaars hun werk te ondertekenen?
Naam van kunstenaars werden niet voor het nageslacht bewaard, en verschenen bijna nooit op kunstwerken. Maar vanaf 15e eeuw begonnen kunstenaars zich van vakbroeders te onderscheiden door hun werk te ondertekenen.
Beethoven-cultus
Ontstond in 19e eeuw, speelt nog steeds centrale rol in de cultuur v klassieke muziek: veel hedendaagse opvattingen en ideeën over muziek kunnen worden teruggevoerd op de ideeën die zijn ontstaan in reactie op Beethoven’s muziek.
Doofheid van Beethoven
Speelt niet-geringe rol in mythologie rondom Beethoven. Krachtig symbool voor zijn onafhankelijkheid vd maatschappij waarin hij leefde (of eigenlijk: waarvan hij steeds meer vervreemd raakte)
Beethoven mythe: gebrek aan succes
Een bewijs voor zijn authenticiteit: door weigering zich aan te passen aan smaak van publiek kon hij zichzelf trouw blijven.
Bovendien: wij kunnen nu wél de waarde van zijn muziek inzien (destijds faalde men daarin) –> we tonen onze superioriteit t.o.v. Beethoven’s oorspronkelijke publiek.
Implicatie daarvan: we beschouwen muziek als esthetisch kapitaal (vergelijk goede wijn, of geld dat bij langere looptijd een hoge rente oplevert).
Smaak: “De gustibus non est disputandum”
Seneca (4 v. Chr. - 64 na Chr.), Romeinse filosoof.
“Over smaak valt niet te twisten”: wie lelijke zaken mooi noemt, heeft geen andere smaak, maar een wansmaak.
Smaak: “goed ontwikkelde zintuigen, gekoppeld aan een verfijnd gevoel, verbeterd door oefening, vervolmaakt door vergelijking en vrij van alle vooroordeel, maken critici tot competente smaakrechters; hun gezamenlijke oordeel is het ware criterium voor smaak en schoonheid.”
Schotse filosoof David Hume (1711-1776) stelt in zijn essay “Of the Standard of Taste”, dat schoonheid is geen eigenschap van dingen, maar moet worden beoordeeld.
Experts (mensen met smaak) oordelen,en zullen overeenstemming bereiken. Dat bepaalt het ‘universele’ smaakniveau.
Smaak: “Zweckmässigkeit ohne Zweck”.
"doelmatigheid zonder doel" Immanuel Kant (1724-1804) zoekt criteria voor schoonheid. Esthetische oordelen moeten autonoom zijn: gebaseerd op eigenschappen v kunstwerk, i.p.v. onze mening of waarvoor we het gebruiken --> Smaakoordeel is belangeloos. Schoonheid is kwestie van formele eigenschappen: belangrijk is dat bij ons een gevoel van orde en harmonie teweeg wordt gebracht. Kunstwerk heeft die sterke samenhang zonder extern doel. We ervaren iets als aangenaam om naar te kijken zonder dat het voor ons een bepaald doel dient. Ons intellect (verstand) en onze emoties (zintuigen) werken samen met onze verbeelding in een 'harmonieus vrij spel'. "Zweckmässigkeit ohne Zweck": doelmatigheid zonder doel.
Autonoom
op zichzelf staand, niet afhankelijk van context - dus algemeen geldend).
Kant: Kunst als leerschool.
Kunst stimuleert het beeld van zinvolle orde waarbinnen ons handelen niet tevergeefs is, en loopt vooruit op harmonie die in de geschiedenis van mens en natuur gerealiseerd moet worden.
Later (romatici): kunst als bemiddelaar van hogere visies, en de kunstenaar als ziener/profeet.
Kant en tuinarchitectuur
Kritiek op groteske Engelse tuinarchitectuur met ‘natuurlijk’ vloeiend verloop, zonder symmetrie/evenwicht, maar met sobere paviljoentjes, schaarse beeldhouwwerken.
“Het sublieme”
Edmund Burke (1729-1797), later door Kant gebruikt. Klassieke schoonheid = verbonden met vorm en begrenzing vh object. Het sublieme = 'vormeloze objecten zonder begrenzing'. Ook het excessieve/verschrikkelijke/overweldigende is aangenaam (niet alleen ordelijk/harmonisch/schoon). Bijvoorbeeld: natuurverschijnselen die angst inboezemen maar ons ook bekoren (onweer). Sublieme = combi van angst & genot. Vergelijk horror: angstaanjagend, maar je weet dat het fictie is.
Significant Form
Clive Bell (1881-1964), beïnvloedt door Kant.
Combi van vormen en relaties tussen vormen en lijnen die onze esthetische emotie raakt, zonder dat het naar iets verwijst dat buiten het kunstwerk ligt.
Belangrijkste element in kunstwerken is de “betekenisvolle vorm” ipv vorm & inhoud.
Esthetisch oordeel is gebaseerd op eigenschappen van het kunstwerk zelf.