KOW 5 immunologie 3 Flashcards
2 meest voorkomende autoimmuunziekten
- reumatoide artritis
- sjögrens syndroom
wat werkt niet bij de behandeling van sjögren syndroom
anti TNF-alfa heeft GEEN effect
samenhang van diabetes en sjögren syndroom
de NOD muis is een spontaan model voor zowel diabetes als sjögren
bij beide ziektes is er abnormaliteit van DCs
wat is uit onderzoek gebleken over de rol van de DC bij sjögren
er is ophoping van actieve DCs in speekselklieren van sjögren patiënten
monocyten (die uit kunnen rijpen tot DCs) zijn onderzocht en hebben een verhoogde expressie van 40 genen waarvan 23 worden gestimuleerd door IFN-type 1
effecten van IFN type 1
- inhiberen virale replicatie
- stimuleren T-cellen, DCs en macrofagen
- verhogen van antistofproductie
pathogenetische effecten van IFN-1
IFN-1 binding aan IFN-1 receptor zorgt voor IFN-1 signature: een patroon van genexpressie
55% van sjögren patienten zijn IFN-1 positief met meer auto-antistoffen en meer ziektefactoren
ziektes met IFN-1 positiviteit
sjögren
RA
systemische sclerose
SLE
mechanisme van IFN-1 geïnduceerde auto immuunziekte
- immuuncomplexen in het lichaam stimuleren de TLR7 en TLR9 receptoren
- er is expressie van IFN-1
- er is expressie van IFN-1 signature
- er is IFN-1 geinduceerde immuunregulatie
- uiteindelijk weer productie van meer immuuncomplexen en meer stimulatie van TLR7 en TLR9
inductie van IFN-1 expressie kan via
3 routes, TLR7/9 activatie is hier 1 van
Voor alle 3 de routes is TBK1 essentieel. Als dit geremd wordt kan IFN-1 geremd worden bij IFN-1 positieve patiënten
Medicatie die ingrijpt in IFN-pathways en hun werking
- anti-IFN hgeen goede behandeling omdat er nog veel onbekende genen zijn
- anti-BAFF en anti-IFNAR grijpen later in de cascade in en werken beter
- JAK inhibitor is onder de BTK1 en werkt maar heeft als belangrijke bijwerking infecties
hoe kan IFN-1 een rol spelen bij toekomstige diagnose en behandeling van patienten met systemische auto-immuunziekte
IFN-type 1 signature zal gebruik worden
- voor het stellen van een diagnose
- voor het monitoren
- voor het stratificeren van patienten en instellen van personal medicine
wat zijn ANAS
antinucleaire autoantistoffen gericht tegen nuclaire of cytoplasmatische antigenen
met welke systemische auto-immuunziektes worden ANA’s geassocieerd
- Sjögren
- SLE
- MCTD
- systemische sclerose
- Immuungemedieerde inflammatoire myopathie IIM
ANA screen wordt uitgevoerd met
gouden standaard is indirecte immunofluorescentie op HEp-2 celsubstraat
hier zijn er patronen te herkennen:
- gespikkeld
- homogeen
- centromeer
- mitotisch
- nucleolair
- cytoplasmatisch
titer bij ANA
ANA is pas positief vanaf een titer van 1:>320
sensitiviteit en specificiteit van ANA screen en ENA, dsDNA bepaling
ANA: hoge sensitiviteit maar lage specificiteit
ENA, dsDNA: hoge specificiteit maar lage sensitiviteit
waar is de ANA ook vaak positief
bij ouderen, ze hoeven dan geen auto-immuunziekte te hebben
wat gebeurt er na een positieve ANA
er vindt dan bepaling plaats van meer specifieke auto-antistoffen (ENA) en dsDNA door middel van bijvoorbeeld een ELISA (handmatig) of EIA (geautomatiseerd) of immunoblot
wat is de relevantie van ANA bij systemische autoimmuunziekten
- nodig voor diagnose en classificatie
- handig voor prognose
- wordt gebruikt voor monitoring van ziekteactiviteit
ziekte specifieke ANA en ENA
SLE: ANA, anti-dsDNA, anti-Sm
Sjögren: Anti-SSA
MCTD: Anti-RNP
Systemische sclerose: Anti-Scl70, anti-centromeer, anti RP3
IIM: Anti-Jo1
klinische kenmerken van graves
- zweten, hitte intolerantie
- hartkloppingen
- gejaagd gevoel
- verhoogd metabolisme, gewichtverlies
welke serum levels zijn hoog/laag bij graves
lage TSH, hoge T4
klinische kenmerken van graves opthalmopathie
25% van patienten met ziekte van graves krijgt graves opthalmopathie
10% hiervan is euthyreoot (heeft normaal T4)
- visusproblemen (oogzenuw wordt bekneld)
- proptosis
- inflammatie
- oedeem
- corneale ulceraties
behandeling van ziekte van graves
- thyreostatica strumazol, PTU(kan voor veel bijwerkingen zorgen) block en replace 50% genezing
- radioactief jodium (70% krijgt hypothyreoidie, kan zorgen voor verergering van opthalmpathie)
- schidlklier verwijderen (levenslang afhankelijk van schildklierhormoon medicatie en probleem calciumhuishouding)
hoe wordt diagnose van ziekte van graves gesteld
TSH bepaling (TSH laag)
bij twijfel een jodium schildklierscintigram (bij graves is er diffuse opname van jodium)
symptomen van ziekte van behcet
- ontsteking van bloedvaten
- pijnlijke aften oraal, genitaal
- pijnlijke pustels
- uveitis
- positieve pathergie
criteria voor diagnose ziekte van behcet
vereiste: recediverende orale ulcera
+ minstens 2 van:
- genitale ulcera
- positieve pathergie
- huidafwijking (eryhtema nodosa)
- oogafwijking
behcet komt vooral voor
onder turken
sterke associatie met HLA-B51
oorzaken van hyperthyreoidie
- ziekte van graves
- thyreoiditis
- toxisch multinodulair struma
behandeling van graves opthalmopathie
- lubricatia
- stoppen roken
- euthyreoidie nastreven
- overweeg selenium?
- overweeg statine?
vanaf CAS 4 secundaire therapieen: - cyclosporine, cellceps, rituximab
behandeling dysthyreote optic neuropathie
- eerst 3 dagen methylprednisolon
- bij geen verbetering: orbitadecompressie
hoe ontstaat zwelling bij graves opthalmopathie
- ontstekingsinfiltraat van B en T cellen en macrofagen
- productie van cytokinen als IL-1, IL-6, TNF alfa
- fibroblasten prolifereren (volumetoename), differentieren tot vetcel, zorgen voor hyaluronanproductie dat voor vochtopname zorgt
waarvan is er expansie bij graves opthalmopathie
- vetweefsel (Thy1 negatieve fibroblasten worden vetcellen)
- spierweefsel (Thy1 positieve fibroblasten worden myofibroblasten)
wat is de link tussen graves hyperthyreoidie, graves opthalmopathie, pretibiaal myxoedeem?
TSH receptor komt voor in de fibroblasten van zacht orbita weefsel
(ze komen ook nog voor in de schenen –> pretibiaal myxoedeem)
relatie tussen graves opthalmopathie en IGF-1R
door stimulatie van TSH receptor wordt IGF-1R receptor restimuleerd
behandeling van de ziekte van behcet
- mondhygiene
- topicaal
- systemisch
(step up benadering)
hoe ontstaat bechet
oiv van een trigger:
- streptokokken
- herpes
- retinal S-proteine
- HSP65
behcet auto-immuun en auto-inflammatoir
auto-inflammatoir: innate immuunsysteem is gedysreguleerd zonder duidelijke aanleg met periodes van inflammatie
auto-immuun: er zijn auto-antistoffen aanwezig en vasculitis (immuuncomplexgemedieerd?)
anti-TNF bij bechet
bij de ziekte van bechet is TNF-alfa verhoogd, anti-TNF is effectieve behandeling
behandeling bij mastocytose
- wait and see
- antihistaminica
- mestceleradicatie: IFN-alfa, cladibrine chemotherapie, tyrosine kinase remmers
mestcelproduceert onder andere
histamine en tryptase
mastocytose vaak veroorzaakt door mutatie in
KIT gen
–> leidt tot ongecontrolleerde proliferatie van mestcellen
vormen van mastocytose
cutane mastocytose beperkt zich tot de huid en komt vaker voor bij kinderen
symptomen zijn urticaria
systemische mastocytose: maagdarmproblemen, jeuk, blozen, botpijn
autoinflammatie kenmerkt zich door
koorts
rash
gewrichtsklachten
verhoogde infectieparameters (CRP, BSE, SAA)
(abdominale pijn)
zonder infectie
wat zijn acute fase eiwitten
eiwitten die met minstens 25% stijgen tijdens inflammatie
auto-inflammatoire aandoeningen aangeboren en niet erfelijk
aangeboren:
- FMF
- TRAPS
- mevalonate kinase deficiency
niet aangeboren:
- bechet
- VEXAS
- schnitzler
pathogenese van FMF
- mutatie in MEFV gen (pyrine)
- overactief inflammasoom met te veel productie van IL-1beta
- overmatrige pyroptose met vrijkomen van IL-1beta
- inflammatie
functie van proteasoom
wegvangen van IL-1beta
behandeling van FMF
- colchicine
- anti-IL-1 (vaak een zinvolle behandeling bij auto-inflammatie)
- diclofenac
symptomen van coeliakie
malabsorptie, slechte groei, diarree, bolle buik
5 elementen van diagnose coeliakie
- klinische presentatie
- dunne darm biopt pathologie
- HLA-DQ2/8
- Serologie
- Relatie met gluten
dunne darm biopt bij coeliakie
- vlokatrofie
- crypt hyperplasie
- toename van intraepitheliale lymfocyten
wat zijn de innate en adaptieve componenten die een rol spelen bij coeliakie
Innate:
- glutenpeptiden kunnen binden aan TLR4 waardoor IL-15 wordt gestimuleerd (pro inflammatoir) en IEL expansie veroorzaakt
Adaptief:
- glutenpeptiden worden in HLA-DQ2 of DQ8 gepresenteerd aan CD4+ cellen wat een Th1 respons stimuleert
- tTGA bindt glutenpeptiden om ze beter te laten passen in het HLA molecuul, hierdoor gaat de geactiveerde B-cel IgA auto-antistoffen maken tegen tTGA
wat is er nodig voor de pathogenese van coeliakie
een pro inflammatoire trigger (infectie, chemische stress of mechanische stress)