KOW 5 immunologie 2 Flashcards
hoe lang duurt een type 1 overgevoeligheidsreactie
IgE gemedieerde overgevoeligheidsreactie duurt max 4 uur
voorbeelden type 1 overgevoeligheidsreactie
atopisch exczeem, atopisch astma, hooikoorts
type 2 overgevoeligheidsreactie
Oppervlaktegebonden antistofgemedieerde overgevoeligheids reactie
A opsonisatie door antistofbinding een fagocytose
B complement activatie met inflammatie en cellysis door MAC
C antistoffen inhiberen of stimuleren moleculen de ze herkennen
voorbeelden type 2 overgevoeligheidsreactie
B: (complement activatie, inflammatie en cellysis), hemolytische anemie
C: (antistoffen inhiberen, myasthenia gravis of stimuleren, ziekte van graves)
type 3 overgevoeligheidsreactie
immuuncomplex gemedieerde overgevoeligheid
doordat er een overschot aan immuuncomplexen of een defect in het opruimmechanisme is blijven immuuncomplexen hangen aan de vaatwand met een ontstekingsreactie las gevolg
voorbeelden type 3 overgevoeligheidsreactie
SLE
polyartritis nodosa
serumziekte
type 4 overgevoeligheidsreactie
cellulaire of vertraagde overgevoeligheidsreactie. APCs presenteren antigenen aan:
- CD4+ cellen met productie van inflammatoire cytokinen als gevolg
- CD8+ cellen met cytotoxiciteit als gevolg
voorbeelden type 4 overgevoeligheidsreactie
contact allergie, host-versus-graft ziekte of graft-versus-host ziekte, diabetes mellitus type 1, reumatoide artritis
van welk ZS is er bij guillain barre een defect en waarmee kan het onderscheid gemaakt worden
er is een defect van het perifere zenuwstelsel
met een reflexhamer kan er onderscheid gemaakt worden tussen een defect in het perifere of centrale zenuwstelsel
bij guillain barre blijven de reflexen uit
behandeling van guillain barre
intraveneus immunolgobulinen, plasmaferese, beademing (ondersteunend) en revalidatie
er bestaan verschillende vormen van GBS
- waar de myeline schede wordt aangevallen AIDP
- waar het axon zelf wordt afgebroken AMSAM
(bij axonale degeneratie zijn de knopen van ranvier kwetsbaar)
verschillen tussen MS en GBS
MS is aandoening van centrale zs, GBS van het perifere.
MS is relapse-remitting, GBS is monofasisch
5 redenen waarom GBS anders is dan andere autoimmuunziekten
- komt vaker voor bij mannen dan vrouwen
- is monofasisch (niet chronisch of relapse-remitting)
- er is geen associatie met andere auto-immuunziekten
- er is geen associatie met HLA types
- er is geen verbetering na toediening van corticosteroiden
na welke infectie komt GBS voor
30% campylobacter jejuni (antistoffen tegen GM1)
bij kinderen sterkere associatie met mycoplasma pneumoniae bacterie (antistoffen tegen GalC)
hoeveel procent behaalt volledige remissie na GBS
30%
behandeling van allergie type 1 allergische reactie bestaat uit
vermijden
antihistaminica
corticosteroiden
adrenaline
welke typen overgevoeligheidsreacties komen het meest vaak voor
1 en 4
Wat het is concept van immunotherapie bij allergie
bij bijvoorbeeld wespenallergie, huisstofmijt, gras en boompollen
- er wordt 3 jaar lang 1 x per maand het allergen subcutaan of sublinguaal toegediend
- hierdoor wordt ipv IgE IgG4 gevormd tegen het allergen
- IgG4 bindt niet aan mestcel maar bindt het allergen
- Er is geen histamine release meer
het probleem bij MS
er zijn multipele sclerotische ontstekingshaarden op verschillende plekken op verschillende momenten
meest veel voorkomende klachten bij MS
- vermoeidheid
- pijn
- seksuele dysfunctie
- visusproblemen (oogzenuwen zijn eigenlijk embryonale uitlopers van de hersenen)
basisprincipes van de diagnose MS
disseminatie in tijd en plaats en andere oorzaak minder waarschijnlijk
voor MS is er geen diagnostische test met 100% zekerheid
de anamnese en neurologisch onderzoek zijn het belangrijkst
beloop van MS
MS begint vaak met 1 symptoom (klinisch geïsoleerd syndroom) zoals neuritis optica of het teken van l’hermitte
Daarna zijn er relapses/exsacerbaties/Schubs gevolgd door periodes van herstel
(een pseudoschub is als er meer symtpomen optreden door infectie of hitte)
beloopsvormen van ms
- RRMS relapse remitting MS
aanvallen van ziekte gevolgd door periodes van (gedeeltelijk) herstel
15-30% wordt SPMS - SPMS secundary progressive MS
wordt voorafgegaaan door RRMS. Er ontstaat accumulatie van verslechtering zelfs tussen aanvallen door - PPMS primary progressive MS
vanaf het begin is er geleidelijke verslechtering van de gezondheid
prognostische factoren van MS
- niet-europese oude man
- veel mri ziekte activtiet
- aanwezigheid biomarkers
- progressief fenotype
werking van MS medicijnen
pathogenese: immuunactivatie in de perivasculaire space en daarna migratie naar CZS met productie van cytokinen en antistoffen
er zijn 4 verschillende strategiën
- immuunmodulatie
- migratieremmers (natalizumab tegen VLA4 dat aan VCAM1 adhesiemolecuul bindt)
- immuundepletie
- immuunreconstitutie
hoe wordt een MS exacerbatie behandeld
eerst moet een infectie worden uitgesloten
dan methylprednisolonkuur gedurende 3 dagen 1000 mg/dag
dit verminderd de ernst van de aanval maar heeft geen invloed op herstel of aantal aanvallen in de toekomst
behandeling van progressieve MS
primary progressive MS: ocrelizumab
secondary progressive MS: siponimod
pathogenetische trias van MS
- inflammatie
- demyelinisatie
- axonale destructie
het is niet duidelijk wat oorzaak/gevolg is
MS is multifactorieel
door kans/toeval, omgevingsfactoren en genen
omgevingsfactoren die invloed hebben op het ontwikkelen van MS
- zonlicht (vitamine D beschermend effect)
–> echter vielen studies met vitamine D pilletjes tegen alleen combinatie therapie succesvol - (late) EBV infectie: essentieel om MS te ontwikkelen
genetische factoren die invloed hebben op het ontwikkelen van MS
- HLA-2 DR
- single nucleotide polymorfismes
wat is auto immuunziekte
het is een immuunreactie op lichaamseigen antigenen
er kan aanwezigheid zijn van auto-antilichamen en/of verlies van tolerantie
verschil tussen ziekte van graves en ziekte van hashimoto
ziekte van graves is met autoantistoffen tegen TSH receptor waardoor er een overmatig actieve schildklier is
ziekte van hashimoto is met anti TPO antistoffen met een functieverlies van de schildklier
verschil tussen systemische en orgaanspecifieke auto-immuunziekte
systemisch:
- immuuncomplexen
- autoantigenen in vele orgaan(systemen)
- autoantilichamen/autoreactieve T cellen niet beperkt tot een orgaan
orgaanspecifiek
- specifieke reactie tegen cel of orgaan
- schade in 1 orgaan
centrale tolerantie 3 manieren
- in thymus door negatieve (en positieve selectie) van TCR met behulp van AIRE
- voor de BCR is er receptor editing
- klonale deviatie van autoreactieve T cel naar Tregulator cel
mutatie in AIRE gen kan leiden tot
auto-immuun poly-endocrien syndroom
perifere tolerantie
- klonale anergie (door ontbreken costimulatie)
- suppressie door Tregs:
CTLA4 bindt aan CD80/86
CD25 vangt IL-2 weg
productie van TGF-beta en IL-10
productie van cytotoxisch granzym
welke genen kunnen een rol spelen bij de ontwikkeling van autoimmuunziekten
AIRE
FOXP3
HLA allelen
welke omgevingsfactoren kunnen een rol spelen bij de ontwikkeling van autoimmuunziekten
infecties –> molecular mimicry
schade –> vrijkomen van autoantigenen uit immuneprivilged sites
geneesmiddelgebruik –> haptenisatie en modificatie productie van neo-antigenen
invloed van endocriene factoren op ontwikkeling van autoimmuunziekten
autoimmuunziekten komen vaker voor bij vrouwen. ook is er soms (niet altijd) ziekte afname tijdens de zwangerschap
myastenia gravis en eerste meest voorkomende symptoom
autoimmuunziekte met auto-antilichamen die acetylcholinereceptoren blokkeren waardoor spierzwakte ontstaat
–> hangend ooglid is meestvoorkomende eerste symptoom
behandeling van myastenia gravis
- cholinesterase remmers (remmen afbraak van acetylcholine)
- plasmaferese
- mogelijke thymectomie
pathogenese van DM type 1
- abnormale voorlopercellen
- abnormale DC ophoping
- abnormale lymfcoyten met aanvallen van betacellen in pancreas
2 fases van auto-immuunziekten
initiatiefase: eerst activatie van autoreactieve lymfocyten, asymptomatisch
effectorfase: voortdurende chronische auto-immuunactiviteit met ontwikkeling van ziekte symptomen en diagnose
hoe kan er onderzoek worden gedaan naar autoimmuunziekten
spontaan model: onderzoek naar de initiatiefase van autoimmuunziekten (staat voor 1 patient!)
gemodfiiceerde muis transgeen of knock-out: onderzoek naar 1 molecuul
transfer t-cel/autoantistof studies
wat zijn de 3 portals of entry naar het CZS bij MS
- bloed-hersen barriere
- grens tussen bloed en liquor (plexus choroideus) met epitheel
- grens tussen bloed en meninge met endotheel
welke cellen spelen een rol in de pathogenese van MS
Th17.1 cellen: deze hebben CCR6 en zijn aangetrokken tot CCL20 wat gemaakt wordt door het epitheel bij de bloed-liquor barriere
na behandeling met natalizumab lijkt er minder Th17.1 ophoping in de hersenen
Ook is er een functioneel defect van de Treg
B cellen zijn ook belangrijk!